Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] XIV. Nachtwind. De wind loopt in den zwarten nacht te loeien, Hij rent de wereld door om iets te moorden, Of ik verstond die weggerukte woorden -! Daar is een wild gerucht, een lied aan 't groeien! Mijn schemer-stille huis wacht dien verstoorden Vreemdling, - daar komt hij door het venster roeien En blaast mijn rozen, die in 't lamplicht bloeien, Over de slapende aarde, als roode akkoorden. Als een vergeten beeld zat ik te staren, Mijn schemerende ziel hoorde niets meer, - Totdat op eens een lied de stille snaren Deed beve', en ritmen rilden in een heer Mijn roode lippen af, als roode blâren, - De stormwind strooit ze in vreemde zielen neer. Vorige Volgende