Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] X. Stadsklokken. Een laatste roep der donkre stad verzonk, Het zwijgend water wiegde gouden spranken, Nog poosde een late lichtschijn bij een kranke, Bij zuren arbeid, - of een zoeten dronk. Toen galmde de verlaten stad en schonk Een donkren stroom van volle bronzen klanken In mijne open ziel, - ik boog tot danken, Toen 't dreunend antwoord in een cirkel klonk. Zoo breekt een lied uit elken hoogen toren, En slaat een band van jublende geluiden Om ieder eenzaam hart, dat nog kan hooren; Een krans van klokken komt me 't uur beduiden, Daar stijgt mijn donkre ziel in lichte koren, - Daar slaat mijn hart, dat als een klok gaat luiden! Vorige Volgende