Eenzame liedjes(1906)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] VI. Het edele leven. Mijn leven is een lichte boot Die over diepe waters vaart - De kiel is klein, de blik is groot Die om den einder waart. Door 't blijde en het bleeke licht Van 's levens vreugd en 's levens leed, Richt ik haar steven naar de plicht Die de bewuste weet. Schoon is de vreemde spiegel die Mij draagt en wiegt - waarin ik bei: De hemel en de bodem zie - Ik zie in beide mij. En door die wijde spiegel ijlt De schoonheid immer met mij mee, Haar kring van blanke beelden zeilt Nevens mij door de zee. [pagina 12] [p. 12] En als mijn hand te water gaat En 'k spelend aan die spiegel kom, Is 't of zij parels achterlaat - Ik zie niet naar hen om. En telkens vliedt tot aan de kim Uit mijne hand een levend lied - Achter mij volgt de stille schim Van 't leed, dat niemand ziet. En beeld en leed en lach verdwijnt, En dwerelt als het schuim mij na - Tot in een glimlach aan het eind Ik met hen onderga. Vorige Volgende