Stijlstudie en stijloefening
(1918)–J. Mathijs Acket– Auteursrecht onbekend
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIV WoordverklaringDe gewoonte is als een wolk die voor de zon komt; ze maakt alles grauw, egaal. De schilderijen die we dagelijks zien in de huiskamer, we zien ze niet meer. De gewoonte maakt de dingen tot een transparant waar geen licht achter schijnt: ze worden mat en openbaren hun natuur niet. Wie ziet wel eens met blijde verbazing dat de goede zon die ons gisteren verliet, in de morgen weer terugkomt? Maar voor de frisse geest wordt alles fris en nieuw. Het oude bekende landschap wordt nieuw voor ons, als we 't zien in een nieuw licht, bij voorbeeld bij maneschijn, of bij nevel, of bij bloedrood ondergaande zon. En zo kan het oude woord nieuw voor ons worden door de woordverklaring. Vele woorden zijn ‘afgesleten dubbeltjes’. Maar nu zetten wij er de loep op van nadenken en zich bewust maken, en we zien opeens de beeltenis, het randschrift, de versiering. Het oude platte ding verrast ons door zijn reliëf.
Neem als voorbeeld het woord dubbeltje. Het betekent: dubbele stuiver. Och ja, zeg je: dat is aardig; daar had ik nooit aan gedacht. En een kwartje is een kwartgulden. En een cent is 't honderdste deel van een gulden. En een gulden moet vroeger geweest zijn: een muntstuk van goud.
Dit bedoelen we echter niet met ‘woordverklaring’ in de engere betekenis. Anders zou alle woordafleiding, woordverklaring zijn. Maar er zijn vele woorden, waar vanouds een beeldspraak in zit, een vergelijking. Een man van geest heeft in een gelukkig ogenblik het karakter van een ding mooi uitgedrukt in een figuurlijk woord. Hij noemde bij voorbeeld een stuk dat iemand had geschreven: een opstel. Dat was mooi gezegd. Hij dacht misschien aan zo iets als een kermistent, die wordt opgesteld en in mekaar gezet uit allerlei onderdelen. Allerlei mooi in elkaar sluitende delen maakten samen een groot geheel. Wie voor 't eerst dat woord las, moet verrast zijn geweest door zijn juistheid. Maar doordat men 't zo dikwijls hoorde, vergat men hoe 't was ontstaan: het werd een klank die men wel begreep, maar men zag het vernuft niet meer van hem die 't woord het eerst maakte. Later werd het woord beperkt tot de schoolwereld. Maar tegenwoordig wordt het weer gebruikt voor elk artikel in een krant of tijdschrift. ‘Wat heeft hij een mooi opstel geschreven over vondel in De Gids’, zegt men nu. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doordat de nieuwere schrijvers voor zich zelf een ‘woordverklaring’ hebben gegeven van dat oude woord, zijn ze het weer gaan gebruiken in zijn oorspronkelijke betekenis van: compositie, samenstellingGa naar voetnoot1. Met ‘woordverklaring’ in engere zin bedoelen we dus: de stervende beeldspraak in een woord of uitdrukking weer tot leven brengen voor ons bewustzijn; dat is: het licht ontsteken achter een transparant, zodat we alle lijnen en kleuren en tinten weer bewonderen. Onze geest komt daardoor in gemeenschap met het vernuft en de fijngevoeligheid van de voorbijgegane geslachten.
Voorbeeld van een woordverklaring: Iemand vroeg eens 'n boek te leen aan z'n buurman. De meid kwam terug met de boodschap: ‘Als meneer het in de bibliotheek wil komen lezen, dan kan hij 't boek krijgen.’ De volgende dag liet de buurman op zijn beurt vragen, of hij de gieter even mocht lenen. En welk antwoord bracht zijn dienstmeisje mee terug? ‘Als meneer in buurmans tuin wil komen gieten, dan kan hij de gieter krijgen.’ Dat was een snedig antwoord. Snedig betekent dus: juist, gevat, schrander, ter zake dienende. Snedig hangt samen met snijden en wil dus zeggen: goed kunnende snijden, d.i. scherp. Men spreekt van een snedig kouter (ploegmes). Wat het doen moet, doet het goed, zeker, precies, raak; het is volkomen ‘ter zake dienende’. Hetzelfde kan van dat antwoord worden gezegd. Het is of het vlijmscherp door buurmans woorden heen snijdt en daarin het onaangename van zijn weigering blootlegt.
De bovenstaande woordverklaring bestaat uit vier delen:
Als verondersteld mag worden dat a en b bekend zijn, komt de gehele woordverklaring neer op c en d. Het gewenste gevolg van deze stijloefening is, dat in ons de gewoonte ontstaat om naast de figuurlijke betekenis van een woord of uitdrukking, steeds de letterlijke betekenis te stellen, en het verband op te merken. Wie deze gewoonte in zich kweekt, verbetert daarmee zeer veel zijn lezen, denken, schrijven.
Daar de woordverklaring zich bezighoudt met onbewust geworden beeldspraak, dus met hetgeen stervende of reeds gestorven is, stuit men daarbij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telkens op oude woorden of oude gebruiken of oude verhalen, die algemeen bekend waren toen de uitdrukking ontstond. En daar de algemene taal haar materiaal ontleent aan allerlei kringen, heeft men vaak ook kennis nodig van allerlei vakken en bedrijven. Aan de riddertijd herinnert bijv. de uitdrukking: iemand de handschoen toewerpen = iemand uitdagen. Aan de oude rechtspleging: iemand op de pijnbank leggen = iemand onaangename, pijnlijke vragen doen. Aan oude kleding: de huik naar de wind hangen = zich naar de omstandigheden schikken (huik = ruime, lange kapmantel). Voor de uitdrukking: de kat de bel aanbinden moet men de fabel kennen van de ratten, die besloten de gevaarlijke poes een bel om de hals te binden: dan konden zij ze horen aankomen. Maar toen 't er op aankwam, was er geen een te vinden voor de gevaarlijke taak. Vandaar dat de uitdrukking betekent: de eerste stap doen tot een gevaarlijke onderneming. Uit de Griekse en Romeinse mythologie: met argusogen rondkijken. (Argus was een honderdogige waker; ook een reus wiens lichaam met ogen bezaaid was.) Uit de bijbel: Het is bij jullie ook geen vetpot. Terugverlangen naar de vetpotten van Egypte. (Toen de Israëlieten in de woestijn zwierven na de slavernij in Egypte, leden ze vaak gebrek.) De uitdrukking: de draak met iets steken herinnert aan de tijd, toen in elke optocht Sint-Joris meereed. Voor hem uit werd getrokken een draak van linnen, met stro opgevuld. Sint-Joris doorstak het monster, en maakte daarbij allerlei zotte bewegingen tot vermaak van het publiek. (Sint-Joris of Georgius was een prins van Cappadocië en leefde in de 3de eeuw; volgens de legende heeft hij een vreselijke draak, die de dochter des konings wilde verslinden, met zijn degen gedood.) Iets op een andere leest schoeien. Hiervoor moet men de houten voet kennen die de schoenmakers gebruiken om vorm te geven aan het leer. Uit de zeemanswereld is afkomstig: je kunt wel volbrassen (ophoepelen). Bras = touw waarmee men een ra omhaalt, waardoor het zeil een andere richting krijgt. Volbrassen = de zeilen zo plaatsen dat de wind er recht in kan blazen. Enzovoort, enzovoort. Men heeft aldus kennis van honderden feiten nodig voor de verklaring van woorden en uitdrukkingen. Maar men lette wel op: het doel van de woordverklaring als stijloefening is niet: het verzamelen van al deze weetjes, hoe begeerlijk ook het bezit ervan moge zijn. Het doel is: een gewoonte in zich kweken om naast een figuurlijke betekenis steeds de letterlijke te zien. Men zal daardoor zich scherp en juist uitdrukken en allerlei onzin vermijden, die men zo vaak ontmoet, doordat de schrijvers niet geoefend zijn in woordverklaring en zich niet voldoende rekenschap geven van hetgeen ze zeggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toon het foutieve aan in de volgende zinnen.
Geef een woordverklaring van de volgende woorden en uitdrukkingen. Men kan dit uitvoerig doen, of wel beknopt, zoals nog eens uit de volgende voorbeelden blijkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De nood lenigen.
Nu nog een voorbeeld van de verkorte bewerking, waarbij wordt aangenomen dat de figuurlijke betekenis bekend is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tanige huid.De zeilen en netten worden getaand om te maken dat ze niet rotten door de vochtigheid. Men smeert ze in met taan, een leerachtige, lichtbruine stof, die wordt verkregen uit run. Ze krijgen dan een bruingele kleur. De overeenkomst tussen de letterlijke en de figuurlijke betekenis bestaat dus in de kleur.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|