trachten op te maken uit het verband. Soms lukt dat wel. Maar vaak hebben we een woordenboek nodig. Controle door middel van een woordenboek is trouwens altijd gewenst. Want in een enkele zin leren we slechts één gebruikswijze van het woord kennen. En bovendien: al menen we dat we het begrepen hebben en heeft de passage zo voor ons een redelijke zin, dan nog is het mogelijk dat we ons hebben vergist. Iedereen heeft wel eens bij een bepaalde gelegenheid plotseling bemerkt, dat hij tot dusver aan een bepaald woord altijd een verkeerde betekenis had gehecht. Het kan ook zijn dat men sterft zonder ooit zijn vergissing te hebben ingezien.
Sommigen menen dat grotesk hetzelfde is als groots, in plaats van lachwekkend, vreemd, grillig.
Iemand meende jarenlang, dat sluike haren recht overeind stonden, terwijl ze juist plat op 't hoofd liggen.
Een ander hoorde ik zeggen: ‘Die meneer x is een beste man; jammer dat hij zich altijd zo plastisch uitdrukt’. Hij bedoelde: plat, niet wetend dat plastisch ongeveer betekent: aanschouwelijk, zo duidelijk dat men het als 't ware kan tasten en grijpen.
Een examinator vroeg aan een jongen, wat een slank meisje is. ‘Een mager meisje!’ was het antwoord. ‘Zo!’ zei de examinator, een klein, mager man, ‘maar ben ik dan slank?’ ‘Nee,’ zei de jongen gemoedelijk, ‘dan moet men nog een mooi gezicht erbij hebben.’ De examinator lachte fijntjes en de jongen begreep niet, waarom.
Een veel voorkomende vergissing is, dat men heinde in de uitdrukking ‘heinde en ver’ (dichtbij en veraf) voor synoniem houdt met ver. Men meent dan met een soort uitdrukking te doen te hebben als: ‘eenzaam en verlaten’, (je kunt je hier niet) ‘wenden of keren’.
Een verstandig lezer blijft bij een woord, dat hem vreemd is, een ogenblik staan; hij zet er een streepje bij, of noteert het; hij slaat een woordenboek op en tracht in elk geval de betekenis van dat nieuwe woord zo scherp mogelijk te omlijnen.
Als men dat regelmatig doet, wordt het langzamerhand een tweede natuur. Hier volgen een aantal zinnen met minder gebruikelijke woorden. Tracht uit het verband de betekenis op te maken en omschrijf die zo precies mogelijk. Vergelijk daarna je omschrijvingen met die van het woordenboek.
De bedoeling is niet zozeer om deze woorden uit het hoofd te leren, als wel om met bewustheid te leren lezen, zich rekenschap gevend van elk woord en niet met een half begrijpen genoegen nemend. Het is zeker niet zonder belang, dat we van een woord onthouden, in welk boek en in welke passage we het 't eerst ontmoetten. Dan zijn dat stukje taal en dat brokje leven, waarvan het de uiting is, ook voor ons innig verenigd, en we hebben echt onze woordenschat - en daarmee onze stijl - verrijkt.
1. | Oldenbarneveldt zag men stadig (of gestadig) door Den Haag lopen, leunend op een stokje en met een zwarte portefeuille onder de arm. Hij begaf zich dan naar 't gebouw, waar de Staten vergaderden. |