Gedichten. Deel 3b. Apparaat

[867] Grint

Overlevering

M^1	Manuscript, H-75.
T	Podium 8 (maart/april 1952), p. 99.
M^2	Typoscript, kopij D^1, H-76.
P	Proef D^1, H-78.
D^1	Cenotaaf, p. 13.
M^3	Kopij D^2, H-112.
D^2	Cryptogamen 4, p. 89.
M^4	Kopij D^3, H-122.
D^3	Verzamelde gedichten, p. 790.

Datering

Vóór juni 1952

Leestekst

T

Varianten en correcties

M¹ a-f potlood

Titel	M^1	a	[ontbreekt]
		f	Grint
	T-D^3		|	|

1	M^1	a	Het grint in van mijn jeugd		de kiezelstenen
		f	[			],
		f	[	],	[	].
	T-D^3		|			|

2	M^1	a	[	◦		]	boven uit gegroeid
		a	Hoe ben ik er				[			]
		b	{Wat ver		[ben ik]				daar aan ontgroeid.}^+
		c	gestaag		[			]	[boven] ze [uit gegroeid]
		c	G[estaag]		[						]
		c	Nalatig		[						]
	T-D^3		|								|

3	M^1	a	tot op de hoogte		[breekt af]
		b	[	]	waar het niet meer boeit
		f	[			].
	T-D^3		|			|

+ [?? door Wat ver;? door daar]

[p. 774]

4	M^1	b	men	gaat er over naar iets anders henen	,
		f	Men	[	]◦
	T-D^3		|		|

4/5	M^1	b	[strofewit]
	T-D^3		|	|

5	M^1	b	en staat een tijd te gapen op z'n tenen^+
	T-D^3		|	|

6	M^1	b	over een muur waarlangs het leven sp^+
		b	hoe of het in de werelden krioelt^+
		f	[	].
	T-D^3		|	|

7	M^1	b	men	laat zich neder, dodelijk vermoeid
		f	M[en]	[	]
	T-D^3		|		|

8	M^1	b	en zie het zijn dezelfde kleine stenen.
	T-D^3		|	|

8/9	M^1	b	[strofewit]
	T-D^3		|	|

9	M^1	b	^zeldzaamheden		^soorten
		d	allerlei	[soorten]	liggen op mijn hand
		f	A[llerlei]	[		],
	T-D^3		|			|
			[? door M^1, r. 9 zeldzaamheden;? door soorten;? door allerlei;???? door liggen op mijn hand]

10	M^1	d	zeldzame kostbaarheden	:	hard en rond
		f	[	],	[	];
	T-D^3		|			|

11

M^1

d

een

wereld

dichterbij

bij

dan ooit

te voren^+

f

[

]

weelde

[

]

[

],

T

|

|

M^2-D^3

|

|

tevoren,

11/12	M^1	d	[geen strofewit]
	T		[strofewit]
	M^2-D^3		[geen strofewit]

12	M^1	d	maar		ontoeganklijker,	dieper	bevroren
		f	[	]	[ontoegank]e[lijk].	D[ieper]	[	]
	T-D^3		|					|

+ [? door gapen]

+ [??? door de regel]

+ [? door werelden]

+ [? door wereld]

[p. 775]

13	M^1 I	d	Ik breng er een als vroeger aan mijn mond
	II	e	liggen	hun	glanzen	en hun koude brandt
		e	kwijnen	[			]
		e	verkwijnt	het	[		]
		e	kwijnen de kleuren			[	]
	T-D^3		|				|

14

M^1 I

d

[

◦

]

brandt

II

e

klevend

[

◦

]

tegen mijn

mond.

e

[

]

[tegen mijn]

schaamteloze

[

]

T-D^3

|

|

[? door M^1 I, r. 13-14]

Commentaar

^1	Zie [866] ‘Gehenna’, noot 1.
^2	M^1 is gereproduceerd in Schrijvers prentenboek, p. 47.
^3	Literatuur over het gedicht: Sande, J. van de, ‘Zonder enig agens.’