| |
[226] Graalridder
Overlevering
M1 |
Manuscript, oorspronkelijk bij brief aan R. Houwink, 1 juli 1938. |
T1 |
Opwaartsche wegen 16 (september 1938), p. 353. |
T2 |
Moderne Nederlandsche religieuze lyriek. Red. J.H. Eekhout/A.J.D. van Oosten. Lochem, [februari 1939], p. 13. |
D1 |
Eiland der ziel, p. 76. |
M2 |
Manuscript, bij brief aan B. Bakker, 19 januari 1940. |
D2 |
Cryptogamen1, p. 110. |
D3 |
En Jezus schreef in 't zand1, p. 12. |
D4 |
En Jezus schreef in 't zand2, p. 8. |
P1 |
Proef D5, H-54. |
D5-6 |
En Jezus schreef in 't zand3-4, p. 8. |
D7 |
Cryptogamen2, p. 70. |
P2 |
Proef D8, H-90. |
D8 |
En Jezus schreef in 't zand5, p. 8. |
M3 |
Kopij D9, H-122. |
D9 |
Verzamelde gedichten, p. 140. |
| |
Datering
Vóór 1 juli 1938
| |
| |
Varianten en correcties
M1 a-b br inkt
Titel |
Graalridder < [ontbreekt] M1 a > Graalridder M1 b-D9 |
1 |
opgeborgen, > opgeborgen M2 |
10 |
zijn > Zijn T1-D9 |
10 |
avondmaal. > Avondmaal. T1-D9 |
17 |
moordenaars > zondaren D7-D9 |
17 |
altemaal..., > altemaal... T2-D9 |
17/18 |
[geen strofewit] > [strofewit] T2 |
18 |
... en > en D3-D6, P2-D9 |
18 |
mij zelve > mijzelve D1-D9 |
| |
Commentaar
1 | Op 29 juni 1938 schreef Achterberg aan Roel Houwink: ‘Ik heb nu ± 16 verzen in m'n hoofd. Ik zal, zoodra ik hem kan ontmoeten, de geneesheer- |
| |
| |
| directeur verzoeken, ze je te mogen zenden. Ik wéét dat er iets goeds bij is.’ Twee dagen later heeft Achterberg toestemming van A.L.C. Palies gekregen en stuurde hij de gedichten op: ‘Ik geef ze voor wat ik van sommige geloof dat ze zijn: voor aanvulling, verbetering vatbaar. Maar 't is misschien 't beste geen poging tot publicatie te doen, vind je niet. Het is alles zoo direct, als het tenminste wat is.’ De manuscripten die Achterberg bij deze brief voegde, zijn bewaard gebleven en bevatten vijftien gedichten: [226] ‘Graalridder’ tot en met [240] ‘Wie ik verder zal worden’. Zie verder § 6.2. |
2 | In juli 1938 heeft Roel Houwink contact gehad met Achterberg over de publicatie van de vijftien gedichten (zie noot 1) en hem voorgesteld een gedeelte voor Opwaartsche wegen te bestemmen en de rest te sturen naar Ed. Hoornik, die om gedichten voor het nieuwe tijdschrift Werk gevraagd had (zie verder [232] ‘Jan Toorop’, noot 4). In de september-aflevering van Opwaartsche wegen werden dit gedicht en [227] ‘Ambacht achter oogleden’ tot en met [231] ‘Liefde, ik blijf u loven’ gepubliceerd. Zie verder § 6.2.2. |
3 | Zie voor T2 [214] ‘Ik wist niet dat hij al sprak in de taal van den dood’, noot 2. |
4 | In de eerste brief die Bert Bakker aan Achterberg schreef (16 januari 1940), vroeg hij om een afschrift van dit gedicht. Drie dagen later stuurde Achterberg het gedicht in manuscript (M2), met de opdracht: ‘Voor Bert Bakker [//] in vriendschap [//] 19 Jan. 1940.’ Vgl. Achterberg-Uitgevers, dl. 1, p. 15-17; het manuscript is gereproduceerd in Achterberg in kaart, p. [86]. |
5 | Op 1 december 1952 deelde Achterberg aan R.P. Meijer mee dat r. 17 van dit gedicht in Cryptogamen2 gewijzigd zou worden: ‘de voorlaatste regel wordt: “zondaren altemaal”’ (brief, collectie R.P. Meijer, Londen). |
6 | Schrijffout in M2, r. 2: Christus i.p.v. Christus' |
7 | De variant in D7, r. 17 is later door D. Wolthers overgenomen in P2. De variant in D3-6, P2-D8, r. 18 nam zij over in M3. Omdat het in deze gevallen gaat om het bijwerken van inmiddels verouderde versies, worden in het apparaat alleen de gecorrigeerde versies van P2 en M3 betrokken. |
8 | Dit gedicht is vertaald in het Engels door S. Wiersma (2x). |
9 | Literatuur over het gedicht:
Poort, J.J., ‘Graalridder.’ |
|
|
|