| |
[159] ‘O donkere, woeste ruiten voor den dood’
Overlevering
M1 |
Typoscript, collectie A.L.C. Palies, H-3. |
M2 |
Typoscript, collectie A.L.C. Palies, H-12. |
T |
Criterium 1 (juni 1940), p. 277. |
D1-2 |
Osmose1-2, p. 31. |
D3 |
Cryptogamen1, p. 214. |
D4 |
Cryptogamen2, p. 170. |
M3 |
Kopij D5, H-122. |
D5 |
Verzamelde gedichten, p. 238. |
| |
| |
| |
| |
Varianten en correcties
Reekstitel |
[ontbreekt] > Kwatrijnen T-D5 |
Nummer |
[ontbreekt] > iii M2 > i T-D5 |
1 |
voor den dood. > vóór den dood; M2-D5 |
| |
| |
2 |
De > de M2-D5 |
4 |
kwartrijn, > kwatrijn, M2-D5 |
| |
Commentaar
1 | Er is niet ingegrepen in M1, r. 4: kwartrijn, aangezien Achterberg deze schrijfwijze ook consequent hanteert in zijn brieven aan Arie Dekker. |
2 | Volgens een latere mededeling van Achterberg aan A.L. Sötemann dateren de kwatrijnen [159] ‘O donkere, woeste ruiten voor den dood’ tot en met [174] ‘Jacht op de vonk der verzen en een vrouw:’ ‘van kort na Afvaart’. Over de ontstaansgeschiedenis van de kwatrijnen schreef Jan Vermeulen - ongetwijfeld op grond van informatie van Achterberg - in een ongepubliceerd essay: ‘Dat Achterberg deze grandioze kwatrijnen schreef, hebben wij te danken aan de taak die hij zich eens stelde, toen hij een vacantie op het land doorbracht, om minstens elke dag een vers te schrijven.
De vorm die, om althans enigszins “houvast” te hebben bij zulk een taak, wel van te voren bepaald moest worden en die uiteraard om zijn beknoptheid in de eerste plaats in aanmerking kwam was... het kwatrijn.’ Zie verder § 5.4.1. |
3 | M1 is onderdeel van een verzameling typoscripten afkomstig uit het archief van A.L.C. Palies, de geneesheer-directeur van het ‘Rijksasyl voor psychopathen’ te Avereest. De typoscripten zijn afschriften van een cahier van Achterberg, dat gedichten bevatte uit de periode vóór 1937. Het originele cahier bleef niet bewaard. |
4 | M2 bestaat uit drie bladen met zestien kwatrijnen, genummerd iii tot en met xviii (van het eerste blad is het bovenste gedeelte verwijderd). De bladen zijn doorslagen van de typoscripten die Achterberg op 17 januari 1940 aan Ed. Hoornik stuurde ter opname in de bundel Dead end. Achterberg stuurde onder meer ‘16 ongepub. kwatrijnen’ en twee kwatrijnen ‘die in Cr. zullen verschijnen [...] voor het geval je deze 18 kwatrijnen misschien aan de bundel wilt toevoegen, om hem te perfectioneeren? (Voor drie andere verzen in de plaats?)’. Hoornik nam de gedichten niet op in Dead end (zie § 8.1). De zestien ongepubliceerde kwatrijnen werden eerst in de juni-aflevering van Criterium opgenomen en vervolgens gebundeld in Osmose (zie § 9.2.2). De twee andere kwatrijnen waren mogelijk [251] ‘Vincent’ en [254] ‘Herfst’ (beide gepubliceerd in de april-aflevering van Criterium). |
|
|