Gedichten. Deel 2. Commentaar
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 504]
| |
44 Gedichten 1953-195544.1 Gedichten en bundels 1953-1955Behalve de gedichten die in de eerste helft van 1953 waren voorgepubliceerd en die vervolgens werden gebundeld in Cenotaaf en Autodroom, stond Achterberg in de loop van dat jaar een aantal andere gedichten aan verschillende tijdschriften af, die op dat moment nog niet in een bundel waren ondergebracht. Tot die gedichten behoorden - zoals hiervóór reeds ter sprake kwam (zie § 39.4.2) - zeven van de acht gedichten die hij in juni 1953 aan Bert Bakker afstond, en die werden gepubliceerd in Maatstaf en Nieuw Vlaams tijdschrift. Deze gedichten zouden - evenals de andere gedichten die vanaf de tweede helft van 1953 in tijdschriften verschenen - worden opgenomen in de bundel Vergeetboek, die pas in 1961 uitkwam. Een eerste poging om de gedichten te bundelen had Achterberg onderbroken, omdat hij vanaf eind 1955 volledig in beslag werd genomen door de cyclus Spel van de wilde jacht (§ 47). Pas nadat deze bundel in maart 1957 was verschenen, nam Achterberg de definitieve samenstelling van Vergeetboek ter hand (§ 49). In de periode 1953-1955 was Achterberg echter eerst nog bij twee andere uitgaven van zijn werk betrokken: de verzamelbundel Cryptogamen iii en de bloemlezing Voorbij de laatste stad. De publicatiegeschiedenis van deze bundels zal in de volgende hoofdstukken worden beschreven (§ 45 en § 46). Hieronder komen nu eerst de voorpublicaties van de gedichten uit deze periode aan de orde. | |
44.2 Gedichten 195344.2.1 Schrijversalmanak voor het jaar 1954In een brief van 22 september 1953 vroeg Clara Eggink Achterberg om een bijdrage voor de Schrijversalmanak voor het jaar 1954, waarvan zij en Guus Sötemann de redactie voerden. Eggink schreef dat zij Achterberg in eerste instantie niet hadden benaderd, om meer ruimte te kunnen reserveren voor schrijvers die nog niet eerder in de almanak hadden gepubliceerd. Volgens haar was dit uitgangspunt ondermijnd doordat Karel van Boeschoten, de compagnon van uitgever C.P.J. van der Peet, ‘menend dat wij aan een gezamenlijke geheugenstoornis leden, nog zo het een en ander aan de lijst die wij hadden ingeleverd, had toegevoegd’. Zij vervolgde: | |
[pagina 505]
| |
Nu vind ik alles goed en wel en ik kan mij noodgedwongen accoord verklaren met de afwezigheid van uw naam in de almanak in gezelschap van vele andere afwezigen. Maar waar ik mij niet mee accoord wens te verklaren is met uw afwezigheid onder enkelen. Ik wil u dus alsnog verzoeken ons een gedicht van uw hand voor de almanak af te staan, iets wat u, gezien de vruchtbaarheid van uw talent, wellicht niet moeilijk zal zijn. Het is niet bekend wanneer Achterberg zijn bijdrage, het gedicht [937] ‘Tuinarchitect’, gestuurd heeft.Ga naar voetnoot1 In de colofon van de Schrijversalmanak voor het jaar 1954 staat vermeld dat het boekje ‘in de herfst van 1953’ werd gezet. De verschijning van de almanak werd aangekondigd in het Nieuwsblad voor de boekhandel van 26 november 1953. | |
44.2.2 De gidsOp 15 december 1953 stuurde Ed. Hoornik drie gedichten van Achterberg - [938] ‘Mania religiosa’, [939] ‘Brood en stenen’ en [940] ‘Buitengoed’ - aan zijn mederedacteur van De gids, E.J. Dijksterhuis: ‘Hierbij de gedichten van Achterberg, waarover ik op de redactievergadering sprak en die nog bestemd zijn voor het Januari-nummer.’ In een postscriptum voegde hij hieraan toe: ‘N.B. Het gedicht van Achterberg “Mania religiosa” is vermoedelijk reeds bij Van Kampen; het gaat nog eens hierbij, omdat er kleine wijzigingen in zijn gekomen.’Ga naar voetnoot2 Van de gedichten is zowel de kopij - bestaande uit doorslagen van de typoscripten die zijn overgeleverd in het eerste verzameltyposcript van Vergeetboek (zie § 50.2) - als een eerste, ongecorrigeerde proef bewaard gebleven. Uit de tekstontwikkeling van [940] ‘Buitengoed’ kan worden afgeleid dat er een ander exemplaar van de proef is geweest, waarin Achterberg correcties heeft aangebracht.Ga naar voetnoot3 | |
44.2.3 Vandaag. Nieuw werk van Nederlandse en Vlaamse schrijversIn de bloemlezing Vandaag. Nieuw werk van Nederlandse en Vlaamse schrijvers, samengesteld door Jaap Romijn, werden drie gedichten van Achterberg opgenomen. Twee daarvan, [941] ‘Risico i’ en [942] ‘Risico ii’, zijn ontstaan uit de omwerking van het oudere gedicht [786] ‘Risico’. Het derde gedicht was [943] ‘Hallucinatie’. Alleen van dit gedicht bleef de kopij bewaard. Het is een doorslag van het typoscript dat in de eerste | |
[pagina 506]
| |
verzameling typoscripten van de bundel Vergeetboek (zie § 50.2) is overgeleverd. Over de inzending zijn geen gegevens bekend. Achterberg zal de gedichten eind 1953 of begin 1954 aan Romijn hebben gestuurd, in ieder geval vóórdat hij [941] ‘Risico i’ en [942] ‘Risico ii’ weer samenvoegde tot één gedicht, [948] ‘Risico’.Ga naar voetnoot4 De verschijning van de uitgave werd gemeld in een advertentie in het Nieuwsblad voor de boekhandel van 25 maart 1954. | |
44.3 Gedichten 195444.3.1 MaatstafOver de publicatie van [944] ‘Sympathicus’ in de februari-aflevering van Maatstaf zijn geen gegevens bekend. Op het omslag van de januari-aflevering werd het gedicht voor het volgende nummer aangekondigd: ‘Gerrit Achterberg Sympathicus (gedicht)’. Op 6 januari 1954 schreef D. Wolthers aan Achterberg: ‘Bert vraagt of je hem even wilt schrijven of hij vijf of zes verzen van je krijgt voor het Maartnummer. Hij moet dat even weten voor de inhoudsopgave van het Maartnummer, die op pagina 111 van het omslag van het Februari-nummer wordt vermeld.’ Achterberg heeft hierop inderdaad een toezegging gedaan, want op het omslag van de februari-aflevering van Maatstaf staat dat in het volgende nummer ‘Gedichten’ van zijn hand zullen verschijnen. Wanneer hij de gedichten gestuurd heeft, is niet bekend. In de maart-aflevering verschenen [945] ‘Tijdbarrière’, [946] ‘Flash-back’ en [947] ‘Stenose’. | |
44.3.2 Nationale snipperdagOp verzoek van Bert Bakker heeft Achterberg [949-950] ‘10 Mei’ afgestaan voor Nationale snipperdag, een gemeenschappelijke april-aflevering van negen tijdschriften, uitgebracht ter gelegenheid van de tiende Bevrijdingsdag en uit ‘verzet tegen de disqualificatie van de 5de Mei, onze nationale feestdag, tot “nationale snipperdag”’: Van oordeel, dat één dag in het jaar de productie mag stilstaan voor de bezinning op de hoge waarde van de mens en van het volksbestaan en dat geen dag beter in dienst hiervan gesteld kan worden dan die waarop ons volk de zwaarste vernederingen van de mens en de vernietiging der natie te boven kwam, willen wij tot behoud, herstel en vernieuwing van de viering van onze bevrijding opwekken.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 507]
| |
Achterberg heeft reeds eind 1953 een bijdrage aan het nummer toegezegd, want in een brief van Bakker aan de redactie van De gids van 23 december 1953 staat hij als één der medewerkers vermeld.Ga naar voetnoot6 De door hem afgestane gedichten heeft Bakker echter teruggezonden, zoals blijkt uit wat hij op 9 maart 1954 aan Anna Blaman schreef: Neen, je stuk voor het gemeenschappelijke nummer is niet geworden wat ik er van had verwacht. [...] Je staat overigens niet alleen: ook de bijdragen van Roland Holst en Achterberg moesten worden teruggestuurd! Tezamen met die van een vrij groot aantal anderen. In het ‘Ten geleide’ van de uitgave schreef de redactie in dit verband: Het aantal schrijvers dat gevolg gaf aan onze uitnodiging om mede te werken was verrassend groot. Helaas liet de omvang van deze aflevering niet toe alle bijdragen te plaatsen. Ook waren er verscheidene auteurs die in principe hun medewerking toezegden, doch er niet in slaagden iets te schrijven dat in het kader van deze aflevering paste. Bakker zal de ‘10 mei’-gedichten van Achterberg weinig geschikt hebben gevonden voor het nummer, dat tegen de afschaffing van de officiële herdenking van 5 mei gericht was. Fokkema noemde de dichter in dit verband ‘ietwat wereldvreemd’, temeer omdat de herdenking van 10 mei - de dag van de inval - ‘geen nationale aangelegenheid [is], maar een speciale en regionale (op 10 mei worden op de Grebbeberg de doden herdacht die omkwamen bij de inval; te Bloemendaal wordt dan een herdenking gehouden van de slachtoffers onder de ex-politieke gevangenen). Ook is er nimmer sprake geweest van een herdenking der gevallenen gedurende de gehele dag van 4 of 10 mei.’Ga naar voetnoot7 Begin 1955 heeft Achterberg een gewijzigde versie van de gedichten aan Bakker gestuurd ter publicatie in Maatstaf (zie verder § 44.4.1). | |
44.3.3 De gids en Maatstaf, overige verzoekenOp 2 juni 1954 schreef Ed. Hoornik aan Achterberg: ‘Heb jij nog nieuwe gedichten? Graag zal “De Gids” in het Juli-nummer weer werk van je publiceren. Mocht de muze je gunstig geweest zijn, laat het dan vóór 15 Juni blijken.’ Waarschijnlijk hebben Hoornik en Achterberg elkaar eerst nog over de bijdrage gesproken, want toen Achterberg op 20 juni 1954 het gedicht [951] ‘Wandeling met tante’ aan Hoornik stuurde, schreef hij: ‘ziehier dus de gevraagde tante’. In een postscriptum vroeg hij: ‘Is Kenau Simons Hasselaar goed geschreven?’Ga naar voetnoot8 | |
[pagina 508]
| |
Met de publicatie van drie gedichten - [952] ‘Terra incognita’, [953] ‘Ad interim’ en [954] ‘Lucifer’ - in de juli/augustus-aflevering van Maatstaf was de voorraad nieuwe gedichten blijkbaar uitgeput, want aan een verzoek van M. Rutten om gedichten voor De Vlaamse gids heeft Achterberg niet kunnen voldoen.Ga naar voetnoot9 Ook Henri Sandberg, die voor het maandblad 's-Gravenhage een gedicht over die stad wilde hebben, kreeg nul op het request.Ga naar voetnoot10 Alleen in de december-aflevering van De gids zou nog een gedicht van Achterberg verschijnen: [955] ‘November’. Op 3 december 1954 schreef Bert Voeten aan E.J. Dijksterhuis, zijn mederedacteur van De gids: ‘Op het laatste ogenblik hebben we nog de hand kunnen leggen op enkele bijdragen van literaire prijswinnaars: een vers van Achterberg (poëzieprijs Amsterdam) [...]’.Ga naar voetnoot11 Verder stuurde Achterberg waarschijnlijk in december aan Maatstaf het gedicht [956] ‘Aquarium’, dat in de januari-aflevering 1955 van dat tijdschrift werd gepubliceerd. | |
44.4 Gedichten 195544.4.1 Oude en nieuwe gedichtenIn het begin van 1955 hield Achterberg zich onder meer bezig met de uitgave van Voorbij de laatste stad, de door Paul Rodenko verzorgde bloemlezing uit het gehele oeuvre van de dichter. Op 15 januari 1955 stuurde Achterberg een nieuwe versie van het ‘oude’ gedicht [848] ‘Vrijgezel’ aan Bert Bakker, met het verzoek deze in de bloemlezing op te nemen.Ga naar voetnoot12 Met nieuw werk wilde het klaarblijkelijk nog steeds niet erg vlotten. Alice von Eugen-van Nahuys vroeg Achterberg tot twee keer toe om een gedicht voor het Querido-jaarboekje Singel 262, maar zonder succes.Ga naar voetnoot13 Ook een verzoek van F. Dumarais d.d. 12 maart 1955 om een bijdrage voor het Vlaamse tijdschrift Beeld werd niet gehonoreerd. En voor het vredesnummer van Maatstaf leverde Achterberg de reeks ‘4 mei’ in, een gewij- | |
[pagina 509]
| |
zigde versie van de eerder voor Nationale snipperdag bestemde gedichten [949-950] ‘10 Mei’.Ga naar voetnoot14 Rond mei had Achterberg wel weer een aantal nieuwe gedichten voltooid. Bert Voeten ontving voor De gids [957] ‘Longitude’, zoals hij op 11 mei 1955 aan E.J. Dijksterhuis schreef: ‘Rechtstreeks aan Van Kampen heb ik gezonden: een vers van Achterberg en een vers van Van der Graft, beide bestemd voor Juni.’Ga naar voetnoot15 Aan Bert Schierbeek en Jan Walravens stuurde Achterberg [958] ‘Cataclysme’ voor de Schrijversalmanak 1956.Ga naar voetnoot16 Nog andere nieuwe gedichten zouden worden gepubliceerd in een grotendeels aan Achterberg gewijd nummer van Maatstaf. | |
44.4.2 MaatstafDe gedichten [959] ‘Gravure’ tot en met [964] ‘Fait accompli’ werden gepubliceerd in de juni/juli-aflevering van Maatstaf, die grotendeels aan Achterberg werd gewijd ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag op 20 mei 1955. Uit een brief van Bert Bakker aan A. Roland Holst van 25 april 1955 blijkt dat de opname van gedichten van Achterberg toen al vaststond, al is het niet zeker of alle zes gedichten op dat moment ook reeds voltooid waren: Gerrit heb ik gisteravond veilig en wel op het Haarlemse station afgeleverd. Je hebt ons beiden een indrukwekkend slot van ons verblijf bereid door het voorlezen van Late Telgen. Gerrit en ik waren er bijzonder van onder de indruk en ik moet je zeggen, dit gedicht staat op de hoogte van het beste wat je hebt geschreven. [...] Gerrit zou het heerlijk vinden, als we het plaatsen in de grote Juni/Juli-aflevering, waarin zijn gedichten en jouw toespraak komen. Ik wilde het nummer er mee openen, omdat ik dat compositorisch het mooist vind. Als het werk van Gerrit daarachter komt en daarachter jouw toespraak, dan staan we opeens weer in de werkelijkheid. Verder vroeg Bakker of Roland Holst het gedicht ‘Late telgen’ voor het ‘Liber amicorum’, dat tijdens de viering van zijn verjaardag aan Achterberg zou worden aangeboden, wilde afstaan: Je zult hem geen groter plezier kunnen doen; hij was nl. bijzonder ontroerd door het feit, dat hij met dit nieuwste gedicht op zo directe wijze werd geconfronteerd. Een dergelijke situatie als waarin je hem gister met het voorlezen bracht, maakt veel indruk | |
[pagina 510]
| |
op hem. Hij heeft er voortdurend over gepraat. Hij was aan het einde van de dag doodmoe, omdat hij niet gemakkelijk zo veel indrukken snel kan verwerken. Maar hij heeft het heerlijk gevonden. Roland Holst heeft aan dit verzoek voldaan. Ook werd ‘Late telgen’ - met de opdracht ‘Voor Gerrit Achterberg’ - in de Maatstaf-aflevering gepubliceerd, voorafgaande aan de gedichten van Achterberg. De aflevering bevatte verder de tekst van de door Roland Holst op 20 mei 1955 uitgesproken tafelrede, een foto-impressie van de viering, en aan Achterberg opgedragen gedichten van Hans Andreus en Lucebert.Ga naar voetnoot17 | |
44.4.3 Overige gedichtenEind augustus 1955 ontving Achterberg een verzoek van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om een gedicht over Rembrandt te schrijven, in verband met de herdenking van diens 350e geboortedag.Ga naar voetnoot18 Aan de opdracht was een honorarium van f 100, - verbonden. Op 25 augustus 1955 liet Achterberg de minister weten niet op de uitnodiging te kunnen ingaan.Ga naar voetnoot19 Op een verzoek van M. Rutten om een bijdrage voor De Vlaamse gids antwoordde Achterberg te hopen hem ‘eerlang’ enkele gedichten te kunnen toezenden.Ga naar voetnoot20 Pas in 1956 zou Achterberg weer aan het tijdschrift meewerken (zie § 47.10.2). Wel stond Achterberg twee gedichten af voor Europa, het orgaan van de Christelijke Westeuropese Werkgemeenschap. Op 4 oktober 1955 had M. Verleye hem vanuit Torhout om ‘een paar gedichten of liefst een bijdrage van uw hand’ gevraagd. De door Achterberg gestuurde gedichten [965] ‘Tabor’ en [966] ‘Nebo’ werden in de november-aflevering gepubliceerd onder de verzamelnaam ‘Twee bergen’. Achterberg had de gedichten eerder aan Maatstaf gestuurd, want op 31 oktober 1955 zond Daisy Wolthers de gedichten ‘voor de veiligheid’ aan hem terug en vroeg zij namens Bert Bakker of hij ‘de twee andere gedichten nog vóór 10 November’ wilde insturen. Hierop zal Achterberg de gedichten hebben gestuurd die werden gepubliceerd in de december-aflevering van Maatstaf: [967] ‘Draaiboek’, [968] ‘Depersonalisatie’ en [848] ‘Kaïn’.Ga naar voetnoot21 | |
[pagina 511]
| |
Na de publicatie in de december-aflevering van Maatstaf zou er voorlopig geen werk van Achterberg meer in tijdschriften verschijnen. Mogelijk is de dichter eind 1955 begonnen aan de bundeling van de in 1953-1955 gepubliceerde gedichten. Op dat moment had hij echter nog geen nieuwe bundel gereed, zoals blijkt uit de correspondentie tussen hem en uitgeverij Querido. Op 1 november 1955 vroeg Alice von Eugen-Van Nahuys hem: Wij zijn bezig met de voorbereiding van onze voorjaarsaanbieding en meestal hebben wij bij die aanbieding een bundeltje van jou. De laatste maal autodroom. Op 4 november antwoordde Achterberg: ‘Op het ogenblik is het me echter niet mogelijk aan je verzoek te voldoen, maar ik hoop dat dit in de loop van het volgend jaar wel het geval zal zijn.’Ga naar voetnoot22 Von Eugen reageerde teleurgesteld: ‘ik had er zo stellig op gerekend in het voorjaar een bundel van je te krijgen. [...] Ik denk ook, dat de liefhebbers van je verzen, die elk voorjaar een bundel van je zien komen, teleurgesteld zullen zijn.’Ga naar voetnoot23 Pas eind 1956 zou Achterberg haar een nieuwe bundel, Spel van de wilde jacht, kunnen sturen. Eerst verschenen nog twee verzamelingen van ouder werk, Cryptogamen iii en Voorbij de laatste stad. |
|