Gedichten. Deel 2. Commentaar
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34 Hoonte34.1 Capriccio/hoonteDe eerste plannen voor wat later de bundel Hoonte zou worden, zijn reeds in 1946 ontstaan. Ten tijde van de voorbereidingen voor de tentoonstelling bij boekhandel A.A. Balkema te Amsterdam (zie § 27.1) heeft Guus Sötemann aan Achterberg voorgesteld een bundel van hem uit te geven, zoals blijkt uit een brief van Achterberg van 19 februari 1946: ik ben zeer vereerd met Uw schrijven en in principe voel ik veel voor Uw voorstel. De moeilijkheid is deze: tegenover Stols heb ik verplichtingen. Hij zou me dus, wat je noemt, ‘carte blanche’ moeten geven voor één druk, met vrijblijvend auteursrecht. Daarbij weet ik niet, wanneer U het bundeltje zoudt publiceeren, zulks met 't oog op de cronologie, [sic] want zoowel bij Stols als bij Van Dishoeck komen nog verzen die ouder zijn. [...] Deze plannen hadden betrekking op een bundel voor Capricornus, een door Sötemann opgezette reeks poëzie-uitgaven voor de Amsterdamse uitgever G.W. Breughel. Achterbergs twijfel bleef ook in de de komende maanden bestaan, want op 27 oktober 1946 drong Sötemann nogmaals bij hem aan: Ik zou er wel heel veel prijs op stellen als je kans zou zien mij een bundel te leveren voor de Steenbok. Zo dik zijn goede dichters hier in 't land niet gezaaid, 't zou vrijwel onmogelijk zijn een bundel te krijgen die 't gehalte van jouw verzen ook maar benadert. Misschien wil je er nog eens over denken of het toch niet mogelijk is. Later zou Sötemann zich herinneren: De dichter, die al heel wat contacten en contracten met uitgevers had, aarzelde aanvankelijk even, maar na korte tijd werd hij enthousiast: hij had een aantal verzen geschreven die buiten zijn centrale thematiek lagen [...]. Het leek hem een aardig idee om deze gedichten, tezamen met een aantal vroeger geschrevene die hij buiten zijn gebundelde werk had gehouden omdat ze daar ‘uit de band zouden springen’, bijeen te brengen in een boek dat dus geheel anders zou zijn dan het tot dusver verschenene. En daarbij paste een tot nu toe onbekende uitgever heel goed, vond hij.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achterberg zelf bracht de bundel voor het eerst ter sprake, toen hij op 25 februari 1947 aan Hans Roest vroeg of hij de opdracht van Doornroosje wilde afstaan aan ‘Sneeuwwitje’: ‘Dan kom jij in “Capricio”, een bundel in de Steenbok-serie bij ja, nu ben ik z'n naam weer kwijt, een A'damsche uitgever.’Ga naar voetnoot3 In de loop van 1947 heeft Achterberg de titel Capricio - of: CapriccioGa naar voetnoot4 - veranderd in Hoonte. Over de keuze voor deze titel zei hij later in een gesprek met Jan H. de Groot: ‘het land hier draagt deze naam en ik heb plezier in de titel, omdat er ongewild de klank van spot inzit, die me bijzonder bevalt’.Ga naar voetnoot5 Op 6 september 1947 schreef Achterberg aan N.A. Donkersloot: ‘Hoonte heb ik bij Breughel ondergebracht en ik ben heel blij met de begeleidende regelen!’ Met de laatste opmerking doelde hij op Donkersloots gedicht ‘Afgelegen’, dat als motto in Hoonte zou worden opgenomen. Het gedicht zal geschreven zijn naar aanleiding van het bezoek van het echtpaar Donkersloot in het weekend van 23 en 24 augustus 1947, want op 27 augustus 1947 schreef Donkersloot aan Achterberg dat zij met ‘vele schone herinneringen aan Hoonte’ waren vertrokken.Ga naar voetnoot6 Uit een brief van 27 november 1947 aan Hans Roest blijkt dat de bundel een afdeling Capriolen bevatte: ‘Je weet, dat het 2e gedeelte van “Hoonte”, (de bundel, die waarschijnlijk van 't jaar nog verschijnt) n.l. “Capriolen”, aan jou is opgedragen, van wege je bokkesprongen: Dordrecht-Driebergen-Arnhem-Driebergen-Arnhem-Neede! Net een klipgeit of steenbok bedoel ik (Serie capricornis).’Ga naar voetnoot7 De opdracht van de bundel aan Hans Roest zou niet doorgaan. Op 10 maart 1948 schreef Cathrien Achterberg aan hem: ‘vind je goed dat Gerrit “Hoonte” in z'n geheel aan mij opdraagt? Juist, omdat het “Hoonte” is, ben ik daar erg op gesteld, omdat wij hier samen zooveel moois (ook verdrietigs) meemaakten en nog meemaken. Ik hoop dat je het begrijpt en er niet boos om zult zijn.’ Uiteindelijk zou Achterberg geen opdracht in Hoonte opnemen, ongetwijfeld naar aanleiding van de kritiek die Paul Rodenko had geuit in zijn essay voor Commentaar op Achterberg.Ga naar voetnoot8 Ook de samenstelling van de bundel zou nog meermalen worden gewijzigd. Op 15 februari 1948 vroeg Achterberg aan Jan Vermeulen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(die op dat moment werkzaam was bij Henri Friedlaender): ‘Ligt Hoonte nog bij jullie? Ik wou er n.l. nog wat aan toevoegen, maar zal dit eerst met Breughel overleggen als ik in A'dam kom.’ Vermeulen heeft de bundel vervolgens aan Achterberg gestuurd, want op 4 maart 1948 zond Achterberg de herziene kopij weer retour. Op 2 april 1948 stuurde hij vervolgens nog het gedicht [791] ‘Kermesse d'été’ aan Vermeulen, met het verzoek het een plaats te geven ‘tussen de capriolen’. Op 8 april 1948 antwoordde Vermeulen: hartelijk dank voor je brief en het meesterlijke gedicht, dat ik tussen de capriolen zal stoppen. Ik kan je niet zeggen hoe goed ik het vind. Al weet ik dat het buiten je andere werk valt (maar waarom noem je deze verzen zo bescheiden ‘capriolen’?) maar het heeft me verrast en het lijkt me zonder enige overdrijving meesterlijk, en ook in veel opzichten nieuw. Je publiceert het toch zeker eerst nog in een tijdschrift (Podium misschien?)Ga naar voetnoot9 Wellicht heeft Achterberg naar aanleiding van deze brief besloten de afdelingstitel ‘Capriolen’ te laten vervallen. In ieder geval wordt deze titel in de latere correspondentie niet meer genoemd. Achterberg zou tot in het begin van 1949 wijzigingen in de samenstelling van de bundel aanbrengen. Gezien de overlevering en datering van de gedichten is het aannemelijk dat de volgende gedichten eind 1948/begin 1949 nog aan de bundel zijn toegevoegd: [799] ‘Bruiloft’, [800] ‘Vestdijk’, [801] ‘Groeten uit Neede’, [812] ‘Jean Giono’, [813] ‘Leliën’, [815] ‘Kindergraf’, [816] ‘Hoornik’, [818] ‘Verdemen’ en [821] ‘Robot’.Ga naar voetnoot10 Dat Achterberg de samenstelling van Hoonte kon blijven veranderen, had alles te maken met de voortdurende vertragingen in de productie van de bundel. Reeds op 9 juni 1948 informeerde hij bij Jan Vermeulen: ‘is Hoonte nog altijd niet ter perse? Breughel heeft er blijkbaar de tijd mee’. Op 21 juni 1948 antwoordde Vermeulen: ‘Hoonte’ ligt nog altijd bij ons. De drukker die deze boekjes voor Breughel drukt wil er nl. niet aan beginnen voordat de vorige deeltjes afgedrukt zijn, en daar treuzelt Breughel maar steeds mee. De laatste opmerking heeft betrekking op [790] ‘Afreis’, dat dus blijkbaar in een later stadium aan de bundel is toegevoegd. De genoemde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukker, n.v. Drukkerij Mouton & Co. te 's-Gravenhage, was op dat moment nog bezig met het afdrukken van het eerste deel in de Capricornus-reeks, de bundel Tot over de oren van A.A.M. Horsting-Boerma.Ga naar voetnoot11 Een paar maanden later, op 2 november 1948, gaf Vermeulen de uitgever de schuld van de vertraging: Wat Hoonte betreft, ik zou gewoon aan Breughel schrijven dat je, aangezien hij zo lang met de uitgave traineert, je niet meer gebonden acht. Heb je een contract getekend? en een voorschot ontvangen? Zo ja, dan zeg je hem dat je dat voorschot terug zal betalen. Er is best een andere uitgever voor te vinden, en Breughel is een rare kerel, die er niet bijster goed voor staat en trouwens voor boekjes als Hoonte niet de minste moeite doet.Ga naar voetnoot12 Over de oorzaak van het uitstel zijn geen exacte gegevens bekend. Op grond van het voorgaande is de volgende reconstructie mogelijk: aanvankelijk was het de bedoeling Hoonte - net als Over de oren - door Henri Friedlaender te laten verzorgen en bij Mouton & Co te laten drukken. Met deze drukker kreeg Breughel echter problemen - waarschijnlijk van financiële aardGa naar voetnoot13 - en vervolgens heeft hij voor een andere firma gekozen, Drukkerij Knuttel & Co. n.v. te Amersfoort. Of Achterberg geprobeerd heeft de bundel bij een andere uitgever onder te brengen, is niet bekend. Wel heeft Vermeulen bij Breughel geïnformeerd, want op 24 januari 1949 schreef hij aan Achterberg: ‘Een brief van Breughel was nog niet gekomen.’ Bij deze brief stuurde hij Hoonte terug, blijkbaar omdat Achterberg nog een aantal gedichten aan de bundel wilde toevoegen. Niet lang hierna heeft Achterberg van Breughel de toezegging gekregen dat Hoonte in het voorjaar zou verschijnen.Ga naar voetnoot14 Het zou oktober worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34.2 Het typoscript van de bundelVan de bundel zijn slechts 21 typoscripten overgeleverd.Ga naar voetnoot15 Blijkens de nummering die op sommige bladen is aangebracht, hebben de typo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scripten deel uitgemaakt van het bundeltyposcript. Het is niet bekend of dit typoscript heeft gediend als kopij voor de bundel. De typoscripten van [764] ‘Treinnimf’ en [769] ‘Het meisje en de trom’ zijn in ieder geval ook gebruikt als kopij voor de publicatie in De korenbeurs, gezien de zetinstructies in de hand van C.C.S. Crone.Ga naar voetnoot16 In het hiernavolgende overzicht van de samenstelling van het typoscript wordt de volgorde van de op de bladen aangebrachte nummering aangehouden. De ongenummerde bladen worden conform de latere volgorde van deze gedichten in Hoonte geplaatst. De nummering op bepaalde bladen is in twee stadia aangebracht: de eerste nummering (rechtsboven in dik potlood) wordt weergegeven in de eerste kolom, de tweede nummering (in dun potlood) in de tweede kolom. Indien een blad niet genummerd is, wordt dit aangegeven met ‘[-]’. De samenstelling van het typoscript is als volgt:
Aangezien de volgorde van de ongenummerde bladen onbekend is, valt er weinig te zeggen over de veranderingen in de samenstelling van de bundel. Voorzover de volgorde wel is aangegeven, stemt deze groten- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deels overeen met de uiteindelijke samenstelling van Hoonte. Opvallend is alleen dat blad ‘10’ het gedicht [768] ‘Ovoïde’ bevat, terwijl het gedicht in de bundel het zevende gedicht is. Het kan dus zijn dat er drie gedichten uit het concept zijn verwijderd, maar het is evenzeer mogelijk dat de aangebrachte nummering bedoeld was als (voorlopige) paginering. In dat geval kan ook worden aangenomen dat tussen nr. ‘35’ en ‘38’ niet twee gedichten hebben gestaan, maar - zoals in Hoonte het geval is - alleen het lange gedicht [777] ‘Veewagen 1945’, dat twee bladzijden in beslag zou nemen. Uiteindelijk zou de bundel 66 gedichten bevatten, waarvan elf eerder in Sintels waren opgenomen: [512] ‘Waterval’ (in Sintels onder de titel ‘Dorp’), [453] ‘Watermolen’, [516] ‘Watertoren’, [511] ‘Glazenwasser’, [520] ‘Daimon’, [210] ‘Melkknecht’, [514] ‘Plateel’, [193] ‘Zeiltocht’, [519] ‘Code civile’, [251] ‘Vincent’ en [456] ‘Ziekenhuis’.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34.3 De eerste druk van HoonteOp 20 juli 1949 schijnt Achterberg tijdens een bezoek aan Bert Voeten te Amsterdam te hebben gezegd: ‘Volgende week verschijnt Hoonte, mijn eerste neutrale bundel.’Ga naar voetnoot18 De bundel zou echter pas medio oktober uitkomen.Ga naar voetnoot19 In het Nieuwsblad voor de boekhandel van 20 oktober 1949 staat de bundel in de rubriek ‘Nieuwe uitgaven in Nederland’ vermeld: ‘Achterberg, Gerrit[:] Hoonte. Amsterdam, G.W. Breughel. 24 × 155. 79 blz. fl. 4.50’. De samenstelling van de bundel is als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bundel verscheen alleen ingenaaid, met een omslag van wit karton met bruine en blauwe opdruk naar het ontwerp van Dieuwke Aalbers-Kollewijn.Ga naar voetnoot20 De gedichten zijn gezet uit de Garamond, de gedichttitels uit de Lutetia cursief. De typografie van de bundel doet vermoeden dat de tekst door een amateur-ontwerper - wellicht de drukker - is opgemaakt.Ga naar voetnoot21 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34.4 De ontvangst van de bundel34.4.1 Verkoop en honorariumOver de verkoop van de bundel en het afgesproken honorarium zijn geen gegevens bekend. Er is geen contract van de bundel overgeleverd. In 1948 - dus tijdens de voorbereidingen voor de afzonderlijke bundelpublicatie - is overwogen Hoonte op te nemen in een door Bert Bakker en A.A.M. Stols uit te geven verzamelbundel. Dit plan is nooit gerealiseerd (zie § 38.1). In 1953 zou Hoonte worden herdrukt in Cryptogamen iii, uitgebreid met [494] ‘kleine kaballistiek voor kinderen’ (zie verder § 45). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34.4.2 Recensies
|
|