Gedichten. Deel 2. Commentaar
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 Existentie24.1 Voorbereidingen voor de bundelToen Achterberg op 17 oktober 1945 de kopij van de bundel Stof aan Stols stuurde (zie § 23.1), informeerde hij naar diens plannen met de rest van de bundel Existentie: Daarvan resteeren nu de afdeelingen Existentie en Embryo met resp. 27 en 17 verzen. [...] De Heer Bornekamp [sic] wenschtte [sic] na publicatie van Stof in de Helicon, Existentie in haar geheel uit te geven, doch stelde ook voor dit met de afdeeling ‘Existentie’ apart te doen, daar dit een geheel op zichzelf vormt. Omdat Stols in het buitenland verbleef, vroeg een medewerker van de uitgever op 24 oktober 1945 aan Achterberg de bundel alvast te zenden, ‘dan kan deze eveneens ter sprake komen bij de behandeling van Uw zaak en kunnen wij de uitgave ervan in orde gaan maken’. Op 27 oktober 1945 stuurde Achterberg de kopij van Existentie aan Jan Vermeulen: Vindt [sic] je goed, dat ik maar aan jou schrijf? Hierbij de h.s. van ‘Existentie’ en ‘Zestien’ (oorspr. ‘Embryo’). Over beide schreef ik de Hr. Stols al. Op 1 november 1945 bevestigde Jan Vermeulen de goede ontvangst van de bundel en beloofde hij de wijzigingen te zullen aanbrengen: ‘Ik stuur je voor de zekerheid nog even de volledige copy van “Sphinx” dan kun je nog even nagaan of alles nu in orde is.’ Op 3 november stuurde Ach- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terberg Sphinx weer terug: ‘Ik heb Koorts & Symbiose nu vergeleken en hier en daar nog iets veranderd.’ Ook heeft Achterberg nog enkele gedichten uit ‘Zestien’ aangepast. Op 14 oktober 1945 had hij de gedichten uit deze afdeling - toen nog Embryo getiteld - ter lezing aan Gerrit Kamphuis gegeven, die ze in eerste instantie vergat terug te sturen. Op 18 november 1945 schreef Kamphuis: ‘Tot mijn groote schrik ontdekte ik tusschen mijn papieren de tekst van je bundel Embryo. Je had dus toch gelijk: aan de bundels, die ik je in Holterhoek teruggaf, ontbrak er inderdaad een. Ik haast mij je deze terug te sturen en hoop nu maar, dat je door mijn verzuim, of hoe je het noemen wilt, niet in moeilijkheden ben gekomen.’Ga naar voetnoot3 Op 21 november 1945 antwoordde Achterberg: heel veel dank voor het retourneeren van ‘Embryo’. Ik had het al gereproduceerd, doch ik zie dat enkele regels me toch ontsnapt zijn. Mogelijk heeft Achterberg deze wijzigingen nog aan Jan Vermeulen doorgegeven, aan wie hij op 1 december 1945 ook vroeg: Wil je bijgaande citaten in ‘Stof’ en ‘Existentie’ leggen? Voor ‘Zestien’ had ik graag de woorden van Gorter: ‘Balder en Mei, dat was een schoone droom’... zoo iets; en nog verder; ik geloof dat ze in ‘Mei’ staan, maar het kan ook wel in een later gedicht. Is het mogelijk dat jij ze vindt? Ik heb hier helaas niets bij de hand. Maar anders zie ik dat met deze citaten wel bij de drukproef.Ga naar voetnoot5 Op 17 januari 1946 schreef Stols' medewerker A. Bornkamp aan Achterberg: ‘De bundel Existentie plus Stof is naar den drukker gegaan.’ Dat deze mededeling voor een misverstand bij Achterberg zorgde,Ga naar voetnoot6 wijst erop dat hij nog geen definitief uitsluitsel over de uitgaven had ontvangen. Op 18 januari 1946 deed hij navraag: ‘Zijn Existentie en Stof nu weer samengevoegd? [...] U schrijft niets over Sphinx en Zestien, waarover U ook met Dhr. Stols zou spreken. [...] Ik moge U er op attent maken, dat, wanneer het Dhr Stols' bedoeling is Existentie in z'n oorspronkelijke aanbieding (dus als één geheel) te handhaven, er 10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe verzen (ondergebracht bij “Stof”) aan zijn toegevoegd; en nog enkele aan de andere afdeelingen.’ Een dag later schreef hij aan Vermeulen: ‘We spraken af in volgorde uit te geven: Sphinx, Stof, Existentie; de laatste al of niet gecombineerd met “Zestien”, dat dan nog zou blijven liggen. Wat vind je zelf? Ik laat het aan jouw inzicht over.’ In deze brief stelde hij in verband met de samenstelling van Cryptogamen voor de cyclus [272-275] ‘Zestien’ uit Dead end te laten: Zouden die 4 verzen ‘Zestien’ thans niet beter verhuizen naar de bundel (of afdeeling) Zestien, waar ze thuis hooren? Als dat geen extra moeilijkheid geeft, graag. (In dat geval vervalt de opdracht dezer vier verzen: ‘aan dr. Palies’, vind je ook niet?) Dit betekent niet dat de cyclus eerst niet in de afdeling stond. Uit de eerdere correspondentie blijkt dat de vier ‘Zestien’-gedichten uit Dead end en [580] ‘Zestien’ van meet af aan in Existentie waren opgenomen.Ga naar voetnoot7 Eind januari of begin februari heeft Achterberg het motto voor de afdeling ‘Zestien’ aan Vermeulen gestuurd.Ga naar voetnoot8 In de correspondentie uit de maanden februari en maart komt de bundel niet meer ter sprake. Op 6 april 1946 informeerde Achterberg bij Vermeulen: Wanneer zou ‘Cryptogamen’ ± verschijnen? Ik vraag dit alleen in verband met ‘Existentie’, of hoeft dit niet te wachten? Van v. Dishoeck kreeg ik n.l. vanmorgen de drukproef al van ‘Energie’ (aan jou opgedragen, als je het dragen wilt) zodat Existentie dan weer in de tijd achteraan zou komen. In verband hiermee, en omdat ik van enige andere uitgevers verzoeken kreeg om een bundel voor dit jaar, wou ik Stols in overweging geven mij ‘Existentie’ voor één druk af te staan. Het blijft dus van Stols, dat beding ik er natuurlijk bij. (D.w.z. ik behoud me het auteursrecht voor). Wil je dit eens overdenken en mij het spoedig berichten? Op 8 mei 1946 vroeg Achterberg dit ook aan Stols zelf: ‘Is U genegen “Existentie” voor 1 druk af te staan aan een ander?’ Mogelijk wilde Achterberg zijn uitgever met deze vraag enigszins onder druk zetten; van daadwerkelijke plannen om Existentie elders uit te geven, is in ieder geval niets bekend. Op 4 mei 1946 schreef hij aan Jan Schepens, aan wie hij enkele gedichten uit de bundel stuurde ter publicatie in De Vlaamsche gids, dat Existentie ‘binnenkort bij Stols’ zou verschijnen en vroeg hij in verband hiermee wanneer de gedichten in De Vlaamsche gids gepubliceerd zouden worden (zie § 22.3.9). Toen Jan Vermeulen op 21 mei 1946 de drukproeven van de afdeling Thebe uit Cryptogamen aan Achterberg stuurde, schreef hij: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De drukker heeft abusievelijk tegelijk een proef van existentie gemaakt op hetzelfde formaat, wat natuurlijk niet de bedoeling is. Voor de aardigheid stuur ik je dien er echter ook bij. Dan heb je ook existentie in denzelfden vorm als de andere bundels. Over de productie van de bundel zijn verder geen gegevens overgeleverd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24.2 De drukproef van de bundelOp het omslagje bij de overgeleverde drukproef van Existentie - afkomstig uit de collectie van Jan VermeulenGa naar voetnoot9 - noteerde Vermeulen: ‘Existentie werd in Mei 1946 abusievelijk in deze vorm gezet; er bestaan van deze proef slechts drie exemplaren, nl. één in het bezit van den dichter, een in het archief van den uitgever. Dit is het derde exemplaar.’ De proef was gezet in de uitvoering van de verzamelbundel Cryptogamen, wat volgens de hierboven geciteerde brief van Vermeulen aan Achterberg van 21 mei 1946 ‘natuurlijk niet de bedoeling’ was. Voor de eerste druk zou echter hetzelfde zetsel worden gebruikt. De paginering (‘260’ tot en met ‘319’) en de pagina's met de afdelingstitels, de motto's en de inhoudsopgave zouden opnieuw worden gezet. Gezien enkele zetfouten in de overgeleverde proef (die in de eerste druk van Existentie zijn gecorrigeerd) heeft Achterberg later de aangepaste proef ontvangen en gecorrigeerd. Hier volgt de samenstelling van de proef, voor zover deze afwijkt van de eerste druk:Ga naar voetnoot10
De opdracht aan A. Roland Holst had Achterberg reeds toen hij een eerste concept van de bundel op 29 december 1943 aan A.A.M. Stols stuurde.Ga naar voetnoot11 In zijn brief vermeldde hij toen nog bij de afdeling ‘Embryo’: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘(voor...)’. Eerst uit deze proef blijkt dat de gewijzigde afdeling ‘Zestien’ de opdracht ‘voor Bep’ gekregen heeft.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24.3 De eerste druk van ExistentieMet de verschijning van Existentie werd niet veel haast gemaakt. Achterberg had hier geen bezwaar tegen, integendeel zelfs, zoals blijkt uit zijn brief van 24 juni 1946 aan Jan Vermeulen: ‘Waar B.Ga naar voetnoot13 sprak van Mei voor Existentie, en ik deze verzen bij tijdschriften heb loopen, zouden ze, als Ex. nú verschijnt, voortijdig door de bundel achterhaald worden, wat ook erg jammer zou zijn.’Ga naar voetnoot14 Pas op 27 november 1946 was de bundel gereed en stuurde Vermeulen de eerste exemplaren: ‘Het doet mij veel pleizier je vandaag Cryptogamen en Existentie te kunnen zenden, die zoojuist van den binder kwamen. Ik ben erg benieuwd hoe je de uitvoering vindt.’ Het antwoord van Achterberg is niet overgeleverd. In het Nieuwsblad voor den boekhandel van 19 december 1946 werd de bundel in de rubriek ‘Nieuwe uitgaven in Nederland’ vermeld: ‘Achterberg, Gerrit: Existentie. Gedichten. 's-Gravenhage, A.A.M. Stols. 14 × 12. 72 blz. Geb. fl. 2.50’. De samenstelling van de bundel is als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het stofomslag is van wit papier met grijze opdruk en zwarte belettering.Ga naar voetnoot18 De band is halflinnen (rood linnen en beige karton) met goudopdruk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24.4 De ontvangst van de bundel24.4.1 Verkoop en honorariumHet honorarium voor Existentie was gesteld op 15% per exemplaar. Evenals bij Stof het geval was, werd bij de berekening van het honorarium de bandprijs in mindering gebracht.Ga naar voetnoot19 Blijkens de afrekeningen is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de verkoop van de bundel als volgt verlopen: 1946: 539; 1947: 149; 1948: 37; 1950: 39; 1951; 28; 1952: 37; 1953: 5; 1954: 14; 1955: 16; 1956: 2. Bij gebrek aan gegevens uit 1949 en de jaren ná 1956 kan niet worden uitgemaakt wanneer de bundel uitverkocht was.Ga naar voetnoot20 Medio 1948 is overwogen de bundel op te nemen in een derde verzamelbundel van Achterbergs werk, die door Bert Bakker en A.A.M. Stols zou worden uitgegeven. Deze bundel werd niet gerealiseerd (zie § 38.1). Existentie zou pas in 1954 worden herdrukt in de door Querido uitgegeven bundel Cryptogamen iii (zie verder § 45). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24.4.2 Recensies
|
|