Gedichten. Deel 2. Commentaar
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||
2 Deel 1: TekstenIn deel 1 van de editie zijn de leesteksten van de gedichten afgedrukt. Behalve de voltooide gedichten zijn er 45 onvoltooide gedichten (veelal korte fragmenten) overgeleverd, die in Appendix a worden opgenomen. Appendix b bevat een voltooid gedicht waarvan de status onduidelijk is en dat om die reden niet bij de andere voltooide gedichten kan worden geplaatst. In § 2.4 wordt de weergave van de in de appendices opgenomen teksten nader verantwoord. | |||||||||||||
2.1 De basistekstAls basistekst is gekozen de eerste voltooide versie van de gedichten. In het ene geval kan dat een manuscript zijn, in het andere geval een gedrukte bron. Bij manuscripten waarin varianten of correcties zijn aangebracht, is de eerste voltooide versie de eerste werkfase die tot een afgerond gedicht heeft geleid. Bijvoorbeeld: van een aantal gedichten uit de bundel Ode aan den Haag bestaan manuscripten, die een eerste netversie in zwarte inkt bevatten. Deze versies zijn voltooid en worden derhalve als leestekst afgedrukt. In een latere fase heeft Achterberg met potlood veranderingen aangebracht, waardoor een nieuwe versie is ontstaan. Deze varianten worden, tezamen met de andere varianten, in het variantenapparaat weergegeven. Alleen op basis van grafische informatie wordt tot een andere werkgang besloten. In het geval dat Achterberg in de eerste versie veranderingen had genoteerd in dezelfde kleur inkt, dan zouden deze directe correcties tot dezelfde fase gerekend worden. De leestekst zou in dat geval dus gebaseerd zijn op de eerste gecorrigeerde versie.Ga naar voetnoot1 Het is mogelijk dat een kladhandschrift aan de leestekst ten grondslag ligt, mits het uiteindelijke resultaat van het kladje voltooid is en er dus geen open plaatsen en/of open varianten meer in het gedicht staan. Dit komt overigens niet vaak voor, aangezien Achterberg de gewoonte had op plaatsen waar hij nog twijfelde vraagtekens te zetten, die hij meestal niet alle doorhaalde. Bij het overschrijven of overtypen van het gedicht nam hij op deze plaatsen een definitieve beslissing, zodat pas op dat moment gesproken kan worden van een versie die voltooid is.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
Alleen indien er aan de betrouwbaarheid van een eerste versie getwijfeld kan worden, wordt een latere als basistekst gekozen. In de regel zijn de eerste versies echter niet minder betrouwbaar dan de latere (zie ook hiervóór, § 1.1.4). | |||||||||||||
2.2 De constitutie van de leestekstDe basistekst wordt ongewijzigd overgenomen, behalve bij evidente schrijf-, type- en zetfouten: alle lezingen die zelfstandig of in de gegeven context geen betekenis toelaten,Ga naar voetnoot3 zijn gecorrigeerd en worden in het apparaat verantwoord (zie § 4.4). | |||||||||||||
2.2.1 InterpunctieIn de beginperiode van zijn dichterschap hanteerde Achterberg een schijnbaar inconsequent systeem van interpunctie en kapitalisering. Het betreft in de eerste plaats de gedichten uit De zangen van twee twintigers, de bundel die Achterberg samen met zijn jeugdvriend Arie Dekker liet verschijnen. Een reden om aan te nemen dat de ‘inconsequenties’ van Achterberg en niet van de zetter afkomstig zijn, is dat ze niet voorkomen in de gedichten van Arie Dekker. Aangezien het onwaarschijnlijk is dat de zetter Dekkers gedichten wél en Achterbergs gedichten niet zorgvuldig gezet heeft, moet worden aangenomen dat de in de bundel afgedrukte teksten op dit punt door de auteur geïntendeerd zijn. Deze veronderstelling wordt ondersteund door het gegeven dat eenzelfde systeem van interpunctie en kapitalisering voorkomt in de gedichten die Achterberg vanaf 1925 in manuscript aan Roel Houwink en Arie Dekker stuurde. De aard van de manuscripten - alle nethandschriften - geeft geen aanleiding te denken dat Achterberg haastig of onzorgvuldig te werk is gegaan. Om deze reden zijn de inconsequenties niet gecorrigeerd. | |||||||||||||
2.2.2 SpellingDe spelling van de gedichten is niet aangepast. Inconsequenties en eigenaardigheden (zoals ‘kwartrijn’ in plaats van ‘kwatrijn’) zijn dus onveranderd gelaten. Tot en met ongeveer augustus 1946 schreef Achterberg de spelling De Vries en Te Winkel, al paste hij - zoals meer auteurs - de regels niet altijd foutloos toe: er zijn talrijke plaatsen in de gedichten aan te wijzen waar ten onrechte al dan niet dubbele klinkers of een buigings-n staan. In de periode rond de invoering van de nieuwe spelling in Nederland (begin 1947) gebruikte Achterberg, zowel in zijn | |||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||
brieven als in zijn gedichten, de oude en de nieuwe spelling door elkaar. Daarna schreef hij consequent in de nieuwe spelling, zij het dat hij de buigings-n in zijn gedichten handhaafde (zie verder § 4.10.3). De tekst van de gedichten heeft Achterberg echter nooit volledig in overeenstemming gebracht met de voorkeurspelling. Ook na de verschijning van de Woordenlijst van de Nederlandse taal in 1954 volgde hij de voorgeschreven spelling bewust niet altijd. In 1956 ontving hij bijvoorbeeld een proef van Maatstaf, waarop een corrector van uitgeverij Daamen voorstellen tot correctie van de spelling had genoteerd conform het groene boekje. Zo tekende de corrector bij het woord ‘phase’ uit [971] ‘Dryade’ aan: ‘De voorkeurspelling is: fase.’ Achterberg haalde deze correctie door, evenals alle andere voorstellen.Ga naar voetnoot4 Uit dit voorbeeld blijkt dat een ogenschijnlijk onjuiste spelwijze doelbewust kan zijn gekozen door de auteur, een reden temeer in dezen bij het aanbrengen van correcties terughoudend te werk te gaan. | |||||||||||||
2.2.3 Overige aanpassingenDe volgende aanpassingen vinden zonder verantwoording plaats:
| |||||||||||||
2.3 Ordening2.3.1 Chronologische volgordeDe gedichten zijn in chronologische volgorde opgenomen, voorzien van een nummer. De chronologische ordening is het meest geschikt om de ontwikkeling in een oeuvre te laten zien en sluit in dit opzicht aan bij de keuze van de eerste voltooide versie als basistekst en de progressieve inrichting van het apparaat. De chronologische rangschikking van de gedichten is verre van precies, aangezien Achterberg zijn manuscripten niet dateerde. Van sommige gedichten is - bijvoorbeeld op basis van de correspondentie - een vrij exacte datering te geven. Veel vaker ontbre- | |||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||
ken dergelijke gegevens of valt niet uit te maken op welk(e) gedicht(en) ze betrekking hebben, en is bijvoorbeeld alleen de datum van eerste publicatie een houvast voor de datering. De gepresenteerde volgorde is dus relatief, al wordt de mate van zekerheid van de datering wel steeds verantwoord in het apparaat (zie verder § 4.2). Een nadeel van de chronologische ordening is dat zij een zekere onoverzichtelijkheid met zich meebrengt: de gedichten staan niet meer in een geordend geheel van bijvoorbeeld een bundel. Om toch enige geleding in het omvangrijke en heterogene corpus aan te brengen, zijn de gedichten nader ingedeeld per periode. Deze indeling is, vooral vanuit praktisch oogpunt, gebaseerd op een aantal momenten in de publicatiegeschiedenis van Achterbergs werk.Ga naar voetnoot5 Zij is dus tamelijk willekeurig gekozen en heeft uitdrukkelijk niet de bedoeling Achterbergs dichterschap van een inhoudelijke periodisering te voorzien. | |||||||||||||
2.3.2 Afwijkende versies: meer dan één leestekstIn sommige gevallen zijn van een gedicht verschillende leesteksten opgenomen. Dit gebeurt als een gedicht dermate ingrijpend veranderd is, dat er in feite sprake is van een totaal nieuwe versie van het gedicht. Bijvoorbeeld: het gedicht [334] ‘Lente iii’, in 1940 gepubliceerd in Criterium, werd door Achterberg in 1945 aanzienlijk gewijzigd en voorzien van een nieuwe titel (‘Verkenning’) toen hij bezig was met de samenstelling van de bundel Inertie. In de uitgave worden de twee versies opgenomen op de plaats waar ze chronologisch thuishoren, aangeduid met de extensies a en b. De eerste versie van het gedicht, [334a] ‘Lente iii’, staat dus tussen de andere gedichten uit de maart-aflevering 1940 van Criterium, de tweede versie wordt opgenomen in de chronologie van 1945 als [334b] ‘Verkenning’. De keuze van de gedichten die in meer dan een versie zijn afgedrukt is natuurlijk min of meer subjectief. Een belangrijke overweging hierbij is geweest dat de opname van de verschillende versies in het tekstdeel tot doel heeft de presentatie van het variantenapparaat - waarin alle verschillen ook zijn weergegeven - te vergemakkelijken. Bijzondere aandacht verdient in dit verband het gedicht [848] ‘Vrijgezel’, dat door Achterberg tot driemaal toe ingrijpend werd gewijzigd. In deel 1 worden de volgende vier versies als leestekst afgedrukt:
| |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
Het resultaat van de metamorfose van ‘Vrijgezel’ tot ‘Fall-out’ is dat de laatste versie geen enkele regel meer gemeen heeft met de eerste. Strikt genomen is ‘Fall-out’ dus geen versie van ‘Vrijgezel’; een op zichzelf staand gedicht is het evenmin, aangezien het in een bijzondere relatie staat tot de voorgaande versies van het gedicht.Ga naar voetnoot6 Om die reden krijgt ‘Fall-out’ geen nieuw gedichtnummer, maar wordt de verwantschap uitgedrukt in de toegekende extensies a, b, c en d. | |||||||||||||
2.3.3 Samenvoeging/splitsing van gedichten: nieuw nummerHet hiervóór beschreven systeem wordt niet toegepast in die gevallen waarin Achterberg gedichten heeft samengevoegd of gesplitst. Bijvoorbeeld: in een verzameling typoscripten uit de periode vóór 1942 zijn twee ongetitelde gedichten overgeleverd, [427] ‘Nachtwind en ritseling’ en [482] ‘Koorts weekt u los’, die Achterberg in het begin van 1942 heeft samengevoegd tot één gedicht, [493] ‘Koorts’. In dit geval gaat het dus niet om verschillende versies van een gedicht, maar om verschillende gedichten. Om die reden krijgen de gedichten elk een nummer (respectievelijk [427], [482] en [493]), en dus niet één nummer met de extensies a, b en c. In het apparaat van de drie gedichten wordt op de tekstuele en genetische verwantschap gewezen. Ter verduidelijking volgt hier nog een voorbeeld van het tegenovergestelde geval, namelijk de splitsing van een gedicht. Op 1 juli 1938 stuurde Achterberg aan Roel Houwink in manuscript het gedicht [231] ‘Liefde, ik blijf u loven’, dat vervolgens in dezelfde vorm (voorzien van de titel ‘Liefde’) werd gepubliceerd in de september-aflevering van Opwaartsche wegen. Bij de samenstelling van Eiland der ziel (1939) blijkt het gedicht te zijn gesplitst in twee gedichten, ‘Liefde i’ en ‘Liefde ii’. Deze gedichten worden aangemerkt als nieuwe gedichten en derhalve in de editie opgenomen met een nieuw nummer: [302] ‘Liefde i’ en [303] ‘Liefde ii’. Ook al heeft de tekst van het oorspronkelijke gedicht bij splitsing geen ingrijpende veranderingen ondergaan, geen van beide nieuwe gedichten is te beschouwen als een versie van het oorspronkelijke gedicht. | |||||||||||||
2.4 AppendicesDe in Appendix a afgedrukte teksten zijn onvoltooid. Anders dan bij de voltooide gedichten is de leestekst van deze fragmenten gebaseerd op de laatste versie. Voor de overzichtelijkheid zijn alle regels (in plaats van om de vijf regels) genummerd. Losse notities (aangeduid met het teken ^) en open varianten (weergegeven door middel van accolades) zijn in de leestekst opgenomen. In fragment [i] staan bijvoorbeeld twee woor- | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
den, die niet met zekerheid in een lezing te incorporeren zijn. Ze worden als volgt weergegeven: ^treindood ^bioscoopdood
De eerste regel van fragment [6] eindigt met drie lezingen, waaruit Achterberg niet heeft gekozen. De presentatie van deze open varianten luidt: Plunderend raast de wind { voorbij het raam }
Plunderend raast de wind { de tuinen door }
Plunderend raast de wind { het raam voorbij }
Open plaatsen in de basistekst worden weergegeven door een bepaalde hoeveelheid wit in een regel of door een hele witregel. Vergelijk fragment [38]: Nevelkamer van Wilson is
Het ongeweeste parelsnoer
Op enkele plaatsen zijn editeursaanwijzingen in de leestekst opgenomen, bijvoorbeeld bij onzekere lezingen ([?]) en onleesbare woorden ([xxx]). In de tekst van de onvoltooide gedichten is zo weinig mogelijk ingegrepen: ontbrekende punten aan het einde van een zin of inconsequent hoofdlettergebruik zijn niet gecorrigeerd. Achterbergs gebruik van vraagtekens op plaatsen waarvan hij nog niet zeker was (zie ook hierná, § 4.10.2.3), is niet in de leestekst overgenomen. De vraagtekens behoren weliswaar tot het onvoltooide karakter van de fragmenten, maar aangezien de weergave ervan de leestekst enorm zou belasten is hier van afgezien. Uiteraard zijn alle vraagtekens wel in het variantenapparaat verantwoord. De leestekst van het in Appendix b opgenomen gedicht, [1] ‘De duidelijke dr of Geharrewar met Zeydje’, is gebaseerd op de enige versie die van het gedicht is overgeleverd. | |||||||||||||
2.5 Register en inhoudsopgaveDeel 1 besluit met een Alfabetisch register van titels en beginregels en een Gedetailleerde inhoudsopgave. In het register worden, tussen scherpe haken (< >), ook de later gewijzigde en/of toegevoegde titels van de gedichten vermeld, althans voorzover deze gepubliceerd zijn. Het in deel 1 opgenomen gedicht [141] ‘Tochten...’ is op die manier ook onder de latere, bekende titel ‘Transmissie’ terug te vinden.Ga naar voetnoot7 |
|