Gedichten. Deel 2. Commentaar
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
3 Deel 2: CommentaarHet tweede deel van de editie (de Commentaar) bevat, behalve de Verantwoording, de volgende onderdelen:
| |||||||||||||||||||
3.1 PublicatiegeschiedenisIn navolging van de historisch-kritische Nijhoff-uitgave is ervoor gekozen de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van Achterbergs werk te beschrijven in een chronologisch verhaal, dat als afzonderlijk onderdeel in de editie wordt opgenomen. Nog sterker dan bij Nijhoff het geval is, vraagt de omvangrijke en ingewikkelde ontstaans- en publicatiegeschiedenis van Achterbergs gedichten en bundels om een samenhangende beschrijving.Ga naar voetnoot1 | |||||||||||||||||||
3.1.1 OpzetDe Publicatiegeschiedenis beschrijft het ontstaan en de publicatie van Achterbergs werk, beginnend in 1924 bij De zangen van twee twintigers en eindigend bij de Verzamelde gedichten (1963), de uitgave waaraan de dichter tot kort voor zijn dood gewerkt heeft.Ga naar voetnoot2 De hoofdstukken over Achterbergs bundels worden afgewisseld met hoofdstukken waarin de ont- | |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
staans- en publicatiegeschiedenis van afzonderlijke gedichten wordt beschreven. De opzet is chronologisch, althans voorzover mogelijk: het is onvermijdelijk dat verschillende hoofdstukken elkaar overlappen. Ter illustratie: in § 3 wordt Achterbergs productie uit 1925-1930 beschreven, een chronologisch overzicht van de gedichten die in deze periode zijn ontstaan en voorgepubliceerd. In § 4 volgt het verhaal over de totstandkoming van Afvaart. De eerste voorbereidingen voor deze bundel dateren van eind 1929, de publicatie vond plaats in mei 1931. Er is dus sprake van een overlapping van § 3 en § 4, en ook - zij het in mindere mate - van § 4 en § 5, waarin het chronologische overzicht van gedichten en publicaties vanaf 1931 wordt voortgezet. De problemen met betrekking tot de afbakening worden nog klemmender wanneer Achterbergs activiteiten toenemen en hij zich in korte tijd met een groot aantal zaken bezighoudt. Een voorbeeld hiervan is de periode 1941-1945, beschreven in § 12. In deze periode schrijft Achterberg niet alleen een groot aantal nieuwe gedichten, maar inventariseert hij ook - samen met Jan Vermeulen - de in portefeuille gehouden gedichten, en stellen zij uit de totale voorraad een tiental bundels samen. Tegelijkertijd vinden de voorbereidingen voor verschillende rijmprenten plaats. Een strikt chronologische behandeling kan hier eenvoudigweg niet worden volgehouden. In dergelijke gevallen is er daarom voor gekozen de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de gedichten en bundels eerst in grote lijnen te beschrijven, en vervolgens in afzonderlijke paragrafen een gedetailleerde reconstructie per bundel te geven. Voor de periode 1941-1945 komt dit erop neer dat in § 12 eerst een globaal overzicht van de diverse activiteiten (gedichten en bundels) wordt gegeven, gevolgd door een beschrijving van de totstandkoming van de rijmprenten. In § 13-21 vindt men vervolgens een verhaal per bundel. Op deze wijze is ernaar gestreefd de verspreide gegevens zo overzichtelijk mogelijk te presenteren. Van de chronologische opzet is eveneens afgeweken bij de herdrukken van Achterbergs bundels. Deze worden niet in aparte hoofdstukken beschreven, maar in de hoofdstukken die aan de eerste druk zijn gewijd. Gegevens over de tweede druk van Osmose uit 1943 vindt men dus aan het eind van § 10, die handelt over de eerste druk van de bundel (1941). Zo ook worden de in 1950, 1951 en 1954 verschenen herdrukken van En Jezus schreef in 't zand besproken in het hoofdstuk over de eerste druk uit 1947 (§ 30). Dit geldt niet voor de verzamelbundels van Achterbergs werk, Cryptogamen (1946), Oude cryptogamen (1951), Cryptogamen iii (1954) en Cryptogamen 4 (1961), waarin steeds een aantal afzonderlijke bundels herdrukt werd. In de Publicatiegeschiedenis vindt men alle relevante gegevens over het ontstaan en de publicatie van Achterbergs gedichten en bundels. Er | |||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||
is gestreefd naar een zo zakelijk mogelijke bespreking. De gegevens over de gedichten bevatten, indien bekend, in ieder geval de datum van ontstaan, de inzending naar tijdschriften, reacties van redacteuren, reacties van degenen die bij de totstandkoming van het werk betrokken zijn geweest en uitlatingen van Achterberg zelf. Deze gegevens worden in verkorte vorm ook in het apparaat bij de gedichten vermeld (onder het kopje Commentaar), onder verwijzing naar de samenhangende bespreking in de Publicatiegeschiedenis. De hoofdstukken over de bundels bevatten een reconstructie van de totstandkoming, vanaf de eerste plannen voor een bundeling tot en met de productie van het boek. Een gedetailleerde inhoudsopgave stelt de lezer in staat de samenstelling van elke bundel te reconstrueren.Ga naar voetnoot3 Voorts worden, voorzover bekend, gegevens opgenomen over de uiterlijke verschijningsvorm (band/omslag, gebruikte letters, papier, et cetera) en over de verkoop van de bundel. Een opsomming van de verschenen recensies sluit de informatie over de ontvangst van de bundel af. | |||||||||||||||||||
3.1.2 Gebruikte bronnenIn de beschrijving van de Publicatiegeschiedenis is al het overgeleverde primaire en secundaire materiaal verwerkt. Naast de archieven van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum is gebruik gemaakt van de collecties van bibliotheken, documentatiecentra en uitgeverijen, en van materiaal in particulier bezit. Een lijst van alle geraadpleegde collecties vindt men in Bronnenlijst A (zie § 3.2). Van het gebruikte primaire materiaal zijn de ongepubliceerde bronnen (manuscripten, drukproeven, e.d.) beschreven in Bronnenlijst B (zie § 3.2), de gepubliceerde bronnen (bundels, tijdschriftpublicaties, e.d.) in de Bibliografie van primaire literatuur (zie § 3.3.1). Het secundaire materiaal wordt gevormd door correspondenties en andere documenten die betrekking hebben op het werk van Achterberg, en de secundaire literatuur. In de Bibliografie van secundaire literatuur is het merendeel van de publicaties over Achterberg opgenomen (zie § 3.3.2). Naar deze literatuur wordt verwezen door middel van een verkorte titel (voor de volledige beschrijving raadplege men de Bibliografie). Enkele publicaties waarnaar in deze editie veelvuldig wordt verwezen, worden aangeduid door middel van een korte omschrijving. Het betreft:
| |||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||
De gebruikte publicaties die niet specifiek over Achterberg gaan - zoals brievenedities, studies over uitgeverijen of algemene naslagwerken - zijn niet in de Bibliografie van secundaire literatuur terug te vinden, maar worden op de aangehaalde plaats volledig beschreven. | |||||||||||||||||||
3.1.3 Bijlage: inleidingen op Achterbergs bundelsVijf bundels die tijdens Achterbergs leven zijn verschenen, zijn voorzien van een inleiding of verantwoording. De integrale tekst hiervan is afgedrukt in een Bijlage bij de Publicatiegeschiedenis. Ook opgenomen zijn de verantwoordingen van twee postume uitgaven, Blauwzuur (1969) en Achtergebleven gedichten (1980), die in deze editie bij de overlevering van de gedichten betrokken worden. De zeven teksten zijn:
| |||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||
In een noot bij de titel worden de overgeleverde bronnen en eventueel eerdere publicaties van de desbetreffende tekst opgesomd. De teksten zijn diplomatisch afgedrukt. Alleen zetfouten zijn verbeterd (de ingrepen worden in noten vermeld). Verder is er een regeltelling toegevoegd en hebben enkele typografische aanpassingen plaatsgevonden.Ga naar voetnoot4 | |||||||||||||||||||
3.2 BronnenlijstDe Bronnenlijst bestaat uit twee onderdelen: A Lijst van collecties, en B Lijst van documentaire bronnen. De alfabetische Lijst van collecties bevat een opsomming van alle geraadpleegde collecties, die zich buiten het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage bevinden. In de linkerkolom wordt de naam van de betreffende personen en/of instanties vermeld, in de rechterkolom de bewaarplaats en eventueel signatuur. In de Lijst van documentaire bronnen worden alle primaire documenten beschreven die in deze editie bij de overlevering van de gedichten zijn betrokken, met uitzondering van de manuscripten en typoscripten die in de correspondenties zijn overgeleverd. De lijst is chronologisch opgezet. Van een groot aantal documenten is de precieze datering echter niet bekend. Dit geldt bijvoorbeeld voor de talrijke kladhandschriften van de gedichten, waarvan vaststaat dat er in veel gevallen geruime tijd - soms jaren - is verstreken tussen het ontstaan en de voltooiing, zonder dat deze data per geval exact bepaald kunnen worden. De manuscripten zijn doorgaans in pakketten overgeleverd (bijvoorbeeld geordend per bundel) en worden ook in die samenhang beschreven (de oorspronkelijke volgorde is door de latere ordening vaak niet meer te achterhalen). In dergelijke gevallen zal ook alleen een globale datering worden aangegeven. De documentaire bronnen worden aangeduid met het sigle H en genummerd (H-1, H-2, enzovoorts). Onder het H-nummer volgt de bronbeschrijving, die uit vijf onderdelen kan bestaan (de eerste drie rubrieken komen altijd voor): 1. Beschrijving: hier wordt een materiële beschrijving gegeven (aantal bladen, formaat, papiersoort, schrijfstof, eventueel nummering, opdruk en watermerk). Aantekeningen op de documenten worden alleen vermeld voorzover daaraan informatie is ontleend (adressen en dergelijke blijven dus achterwege).Ga naar voetnoot5 2. Gedichten: in deze rubriek wordt vermeld welk(e) gedicht(en) de bron bevat. Als de samenstelling van de bron reeds in de Publicatiegeschiedenis is gespecificeerd, wordt volstaan met een verkorte omschrijving en | |||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||
een verwijzing naar de desbetreffende paragraaf. Bijvoorbeeld: bij H-1, de kopij van Afvaart, treft men de volgende formulering aan: [65] ‘Afvaart’ tot en met [123] ‘Ontwaken’. Voor een gedetailleerde beschrijving van (veranderingen in) de samenstelling raadplege men de aangegeven paragraaf (§ 4.2). In alle andere gevallen correspondeert de verkorte omschrijving met de volgorde van de gedichten in het leestekst- en apparaatdeel van de editie. 3. Datering: hier wordt de datering van de bron vermeld. Bij de gecombineerde beschrijving van manuscripten die tot een ‘pakket’ behoren (zie hiervóór) is de datering altijd globaal, bijvoorbeeld ‘1946/vóór 1949’. Indien mogelijk, zal een nadere precisering onder het kopje Bijzonderheden worden gegeven. Overige aanwijzingen over de datum van ontstaan worden niet in de bronnenlijst maar in de commentaar bij de afzonderlijke gedichten vermeld. 4. Bewaarplaats: de bewaarplaats wordt alleen vermeld wanneer een bron in privébezit is. De opgegeven collecties zijn ook in Bronnenlijst A (Lijst van collecties) te vinden. 5. Bijzonderheden: in deze rubriek kan een nadere toelichting worden gegeven bij de aard en status van de bronnen, de herkomst, de datering, en dergelijke. In veel gevallen zal tevens worden verwezen naar de Publicatiegeschiedenis. | |||||||||||||||||||
3.3 Bibliografieën3.3.1 Bibliografie van primaire literatuurDe Bibliografie van primaire literatuur bestaat uit twee rubrieken: A Bundels en rijmprenten, en B Bijdragen in periodieken en boekpublicaties. De rubriek Bundels en rijmprenten bevat alle geautoriseerde uitgaven die tijdens het leven van Achterberg zijn verschenen, zowel bundels en verzamelbundels als afzonderlijke publicaties (rijmprenten).Ga naar voetnoot6 Van de postume uitgaven worden alleen de vier publicaties vermeld die in deze editie bij de overlevering van de gedichten zijn betrokken: Verzamelde gedichten (1963), Blauwzuur (1969), Zeven gedichten (1979) en Achtergebleven gedichten (1980). De voor de editie gebruikte exemplaren zijn alle afkomstig uit het bezit van de Koninklijke Bibliotheek. De bibliografische beschrijving is gebaseerd op een tekstvergelijkend onderzoek van de opeenvolgende drukken (externe collatie) en van verschillende exemplaren | |||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||
van één druk (interne collatie).Ga naar voetnoot7 De uitkomsten van dit onderzoek zijn ook verwerkt in de Publicatiegeschiedenis. In de rubriek Bijdragen in periodieken en boekpublicaties worden alle geautoriseerde publicaties van Achterbergs gedichten in tijdschriften, jaarboeken, almanakken, en dergelijke vermeld. De volgorde is chronologisch. De titels van de gedichten worden weergegeven zoals zij in de publicatie staan, voorafgegaan door een volgnummer en het gedichtnummer. Onder de gedichten worden, indien van toepassing, nadere bijzonderheden opgegeven. | |||||||||||||||||||
3.3.2 Bibliografie van secundaire literatuurDe Bibliografie van secundaire literatuur bevat niet alle publicaties over het leven en werk van Achterberg. Gezien de omvang en aard van het materiaal - de complete verzameling beslaat een kleine 3000 titels - is besloten een onderscheid te maken tussen publicaties die tijdens het leven van Achterberg zijn verschenen (de directe receptie) en publicaties na de dood van Achterberg. Voor wat betreft de periode 1925-1962 is gestreefd naar een zo volledig mogelijke documentatie van publicaties over het leven en werk van Achterberg. Criterium voor opname is dat de bijdrage voor een substantieel gedeelte over Achterberg moet gaan. Publicaties waarin Achterberg alleen genoemd wordt, of waarin slechts een ondergeschikt gedeelte aan hem gewijd is, zijn niet opgenomen. Hetzelfde geldt voor ‘artikelen’ in algemene naslagwerken, aankondigingen en persberichten. De laatste categorie betreft vaak zeer beknopte standaardteksten, geschreven naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis, zoals de verschijning van een nieuwe bundel, de uitreiking van een letterkundige prijs, het aanvaarden van een regeringsopdracht of het overlijden en de begrafenis van Achterberg. Opname van deze stukjes is weinig zinvol. De bibliografie zou talloze doublures bevatten en tóch niet volledig zijn, want in elke krant kan een dergelijk berichtje geplaatst zijn. Ook ongepubliceerde teksten zijn niet opgenomen. Te denken valt aan scripties, licentiaatsverhandelingen en niet gepubliceerde teksten van lezingen en juryrapporten. Onder deze categorie vallen ook de mededelingen bestemd voor bibliotheken, boekhandels, en dergelijke. Het gaat hier om berichten van publiciteitsdiensten van uitgevers of voorlichtingsinstellingen voor intern gebruik. Evenmin opgenomen zijn bijdragen in uitgaven ten behoeve van het onderwijs en gedichten over Achterberg. Voor een indruk van | |||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||
het laatste genre zij men verwezen naar de door W. Hazeu samengestelde bloemlezing Dichter bij Achterberg ('s-Gravenhage etc., [1965]). Bij de latere receptie, de periode vanaf 1962, is een strenge selectie toegepast: alleen afzonderlijke publicaties (boeken) en zelfstandige bijdragen in de vakliteratuur zijn opgenomen. Bijdragen in dag- en weekbladen blijven dus buiten beschouwing. Een uitzondering is gemaakt voor de receptie van de postume uitgaven, Verzamelde gedichten (1963), Blauwzuur (1969), Zeven gedichten (1979) en Achtergebleven gedichten (1980), aangezien deze bundels in de editie bij de overlevering van de gedichten zijn betrokken. De ontvangst ervan wordt zo volledig mogelijk, conform de hierboven geformuleerde criteria, beschreven. Van de bijdragen in de vakliteratuur zijn - behalve de bij de directe receptie genoemde categorieën - aankondigingen en recensies van publicaties over Achterberg niet opgenomen. Het komt regelmatig voor dat er op eerder verschenen publicaties gereageerd wordt. Alleen wanneer de reactie in de vorm van een zelfstandig artikel is verschenen en er inhoudelijk op leven en/of werk van Achterberg wordt ingegaan, is hier in de toelichting gewag van gemaakt. Deze bijdragen zijn ook apart in de bibliografie opgenomen. Reacties waarin slechts zijdelings op Achterberg wordt ingegaan en waarbij men niet van een zelfstandig artikel kan spreken - bijvoorbeeld een naschrift - zijn beschreven onder de naam van de auteur die aanleiding gaf tot de reactie. Datzelfde geldt in het geval van een polemiek. De reeks artikelen wordt bij elkaar gebracht onder de auteur die de anderen tot de pennenstrijd heeft aangezet. Bij de overige auteurs, zowel in het geval van een reeks reacties als bij een polemiek, vindt men een verwijzing. Dit gebeurt op de volgende wijze: Ruitenbergde Wit, A.F. Zie ook onder: F. van Dooren en A.C. Honders. Bij de samenstelling van de bibliografie is gebruik gemaakt van de bekende bibliografische hulpmiddelen. Bizon, het Bibliografisch zoekprogramma Nederlandse letterkunde, vormde hierbij het uitgangspunt. Voor tijdschriftpublicaties en zelfstandige titels zijn onder andere Nijhoff's Index en de Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap (bntl) geraadpleegd. Voor de artikelen in dag- en weekbladen is gebruik gemaakt van de knipselverzameling van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage (nlmd), de Achterberg-collectie van de Stads- of Athenaeumbibliotheek te Deventer en het knipselarchief van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc) te Antwerpen. Van belang was ook de verzameling uit de nalatenschap van Achterberg, bestaande uit de knipselmappen die de dichter zelf bijhield (c.q. bij liet houden door zijn vrienden) en de knipsels die na zijn dood werden verzameld door de weduwe, mevrouw J.C. Achterberg-van Baak. Ook deze collectie biedt echter geen garantie | |||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||
voor volledigheid: het staat vast dat Achterberg zelf in ieder geval uiterst selectief te werk is gegaan.Ga naar voetnoot8 Opmerkelijk is ook dat er van sommige bundels relatief weinig recensies zijn aangetroffen, met name van het achttal bundels dat in 1946 uitkwam. In dit geval kan de verklaring liggen in Achterbergs overvloedige productie - er verschenen wel enkele overzichtsartikelen, maar geen afzonderlijke besprekingen -, maar het is daarnaast zeker niet uitgesloten dat een aantal bijdragen niet is gevonden. Men vindt de literatuur in de bibliografie alfabetisch op auteursnaam geordend. Als van een auteur meer bijdragen zijn opgenomen, dan zijn deze chronologisch gerangschikt. Aan het einde van de bibliografie is, eveneens in chronologische volgorde, een lijst opgenomen met bijdragen waarvan de auteur niet bekend is. Van enkele publicaties waarin verschillende bijdragen over Achterberg verzameld zijn, is de volledige samenstelling weergegeven. Het gaat om Commentaar op Achterberg (1948), Nieuw kommentaar op Achterberg (1966), het In memoriam-nummer van De gids (1962) en het Achterberg-nummer van Maatstaf (1964). Ze staan onder de naam van de bundel of het tijdschrift in de bibliografie. De afzonderlijke bijdragen zijn ook, met een verwijzing naar deze publicaties, onder de auteursnamen te vinden. De meeste titels zijn van een korte aantekening voorzien. Toelichting wordt gegeven als er sprake is van een recensie van een bepaalde bundel of wanneer een artikel specifiek op een bundel of gedicht ingaat. Indien een bijdrage op een eerder verschenen publicatie reageert, wordt daarop gewezen. Ook is vermeld wanneer een bijdrage op meer dan een plaats, al dan niet gewijzigd, gepubliceerd is. De verschillende versies zijn beschreven onder de eerste publicatie. De aantekeningen en toelichtingen dienen als hulpmiddel bij het gebruik van de bibliografie en zeggen, uiteraard, niets over de informatiewaarde of kwaliteit van de publicaties. Het volledige bestand van secundaire literatuur kan worden geraadpleegd op het Constantijn Huygens Instituut te 's-Gravenhage. De bibliografie is afgesloten op 31 december 1997. | |||||||||||||||||||
3.3.3 Bibliografie van vertalingenIn deze bibliografie zijn de vertalingen van gedichten van Achterberg opgenomen. Alleen vermeld worden de vertalingen die in een stan- | |||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||
daardtaal geschreven zijn. Vertalingen in dialecten blijven dus buiten beschouwing. Evenmin opgenomen zijn vertalingen die uit louter praktische overwegingen zijn gemaakt. Bij de laatste gaat het om letterlijke transcripties van gedichten in anderstalige publicaties, die geen ander doel hebben dan de lectuur van het origineel te vergemakkelijken. De talen waarin vertaald is, zijn alfabetisch gerangschikt. Onder elke taal vindt men, eveneens in alfabetische volgorde, de naam van de vertaler, het boek of tijdschrift waarin de vertaling is opgenomen, het gedichtnummer, de oorspronkelijke titel van het gedicht en de titel van de vertaling. Het komt voor dat een vertaler een vertaald gedicht meermalen heeft gepubliceerd. Deze publicaties zijn afzonderlijk in de bibliografie opgenomen. Er is geen onderzoek verricht naar mogelijke verschillen in de vertalingen. | |||||||||||||||||||
3.4 InhoudsopgaveDeel 2 besluit met een gedetailleerde inhoudsopgave. Per onderdeel (Verantwoording, Publicatiegeschiedenis, Bronnenlijst en Bibliografieën) worden de kopjes van alle (sub)paragrafen en rubrieken opgesomd. Alle besproken onderwerpen zijn dus in dit overzicht terug te vinden. Een register is niet opgenomen. Om te achterhalen waar een gedicht in de commentaar te vinden is, raadplege men de noten in het apparaat bij het gedicht: daar wordt verwezen naar de relevante paragrafen van de Publicatiegeschiedenis en een opsomming gegeven van vertalingen van en secundaire literatuur over het gedicht. Informatie over bundels kan men via de gedetailleerde inhoudsopgave terugvinden. |
|