Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 523]
| |
[956B] Aquarium(aant.)In het aquarium
bewaren vissen de schijn
zo pas geschapen te zijn;
kabouterend om een hoek,
5[regelnummer]
schokschouderend op zoek.
Gezeten aan hun middelloodlijn
komen zij toegeschoven
in al het ondersteboven
van kamer en raamkozijn.
10[regelnummer]
Tegen de zwaartekracht in
randen zij bovenin
even het droge aan,
alsof, van daar uit gezien
en met ons oog bovendien,
15[regelnummer]
buren aan 't bekvechten slaan.
Doch beide realiteiten
zullen elkaar niet bijten.
God scheidde water en land
en stapte voor 't eerst aan land.
20[regelnummer]
Het spiegelbeeld kwam tot stand.
Jezus liep over het water
op een scheepje af, eeuwen later;
een spooksel, dachten ze, staat er.
Simon Petrus riep in de storm:
25[regelnummer]
Heer, indien gij het zijt,
beveel dat ik tot u kom.
De wonderen zijn de wereld niet uit,
want het ging een paar stappen goed.
Maar toen ontzonk hem de moed.
30[regelnummer]
Hij zakte als lood omlaag,
greep Jezus hem niet bij de kraag.
We zijn hier niet aan het strand.
We zijn hier bij de interne
vraagstukken van de moderne
35[regelnummer]
hydrodynamische wetten,
die het ons voorlopig beletten.
Dan komt het wel in de krant.
De watervracht naar omhoog
en de evenwichtelleboog
| |
[pagina 524]
| |
40[regelnummer]
grondvesten iedere vis
waar deze toevallig is.
Met minder kan hij niet toe
en meer wordt hij nimmer moe
diepzinnig te verplaatsen
45[regelnummer]
in een voorzichtig haasten;
een vrijheer onbetwist,
als hij niet beter wist;
de staart met zachte zwenking
aanhoudend in bedenking.
50[regelnummer]
O vis waarmee het bezig is
wat ik niet heb: verheffenis
op eigen kracht en zinken
door drempels van verdrinken;
symbool van God de Zoon
55[regelnummer]
om ons verdiende loon.
Door een zondvloed eenmaal gespaard,
voelen vissen zich onbezwaard.
Al dreunen straaljagers over,
zij worden geen duimbreed verschoven,
60[regelnummer]
beveiligd binnen hun tover.
Aan één stuk door verkiezen
zij vlak voor hun neus precieze
punten aan doofstom glas,
kauwende op hun kiezen
65[regelnummer]
of water wittebrood was;
scheelogend langs het niets;
zichzelf het enig iets;
om plotseling, zonder reden,
te vluchten uit het heden
70[regelnummer]
terug naar het verleden,
weg door het weerstandloze
en doen de namiddag blozen;
het weerlichten van de geest
waarvan je in Genesis leest.
|
|