Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 503]
| |
[992] Onland(aant.)In 't onland stond een hert zo groot als God.
Men kon ook zeggen klein als duimelot.
Tussen zijn horens flikkerde een kruis.
Het sprak, en ik werd minder dan een muis:
5[regelnummer]
Geen jager ooit spandeert aan mij een schot,
want ik zit kogelvrij in het komplot.
Hoe meer je op me schiet, des te meer kruis
er in mij opschiet. Lever het bewijs.
Ik legde aan. Maar uit de struiken trad
10[regelnummer]
de heilige Hubertus die daar zat.
Hij schreeuwde lachend: Zonde van je kruit.
De jacht is niet meer open. Weg die spuit.
Ik zette het geweer tegen een boom;
een achterlader, nog van mijn oudoom.
|
|