Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[963] Station(aant.)Ik voelde me bezoedeld in zijwegen
en vroeg de weg aan kinderen. Zij wezen
en noemden namen, die ik had gelezen
in oude kranten; keken schuw-verlegen,
5[regelnummer]
alsof ze me wantrouwden. Ik moest wezen
bij 'n school, maar alles was al bos. We kregen
een meisje op de fiets. Zij liet zich deze
kwestie uitleggen, bloosde toegenegen
en stapte op. Ik kwam houtwagens tegen
10[regelnummer]
en zag de wereld openstaan, genezen.
Gevelde bomen lagen aan de kant
klaar voor de meubelindustrie van 't land.
Onder mijn eigen naam en zonder vrezen
heb ik die middag op een bank gelegen
15[regelnummer]
en ben vertrokken van een klein station,
dat niet in mijn geheugen blijven kon.
|
|