Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 460]
| |
[930A] Deïsme(aant.)De mens is voor een tijd een plaats van God.
Als je die som aftrekt van iedereen,
blijft er een kerkhof over met een steen,
waaronder ligt die was gekomen tot
5[regelnummer]
deze voleinding, dit abrupte slot.
Maar God gaat verder, strijkt over hem heen
in zijn millioenen. God is nooit alleen,
want hij bestaat uit levensoverschot.
Wij zijn voor hem een vol benzinevat,
10[regelnummer]
dat hij leeg achterlaat en zonder spijt.
Sedert hij voortbeweegt en zich verspreidt
gingen wij dood en liggen langs het pad.
Als niet de herder Jezus Christus kwam
om ons te vinden als verloren lam.
|
|