Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[887] Ajalon(aant.)De steendeuk zit nog in de vloer.
Sedert is het hier maan geweest
als in het dal van Ajalon.
Een kever kruipt zijn vlugge toer
5[regelnummer]
van hoek naar hoek. Haar witte geest
staat in een lange nachtjapon
met blote voeten op het zeil
en wolken hangen voor het raam
gebeeldhouwd tegen het azuur.
10[regelnummer]
Er ligt een omgekeerde teil
van zink op het zinken balcon.
Als ik er tegen tikken kon,
weerklonk het zingen van een vrouw
en waren wij opnieuw tesaam
15[regelnummer]
in volle zon, van uur tot uur.
Maar nu is alles donkerblauw.
Ik heb geen toverstaf zo gauw.
|
|