Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 393]
| |
[821] Robot(aant.)Ik ben het, boven aan mijn keel;
koker van kraakbeen en daar op
een halfbehaarde, benen kop
met kakementen en monddeel.
5[regelnummer]
Wanneer ik een dichtregel kweel
stijgen kettingen in mij op;
tandraderen slaan in galop
en woorden worden haastig heel.
Buiten dit ogenblik bestaat
10[regelnummer]
alleen de stilte, naad voor naad.
Dekschilden pantseren mij in.
Op kogellagers draait de nek
conisch van plek tot plek.
Mijn kieren kijken boven in.
15[regelnummer]
Ik ben een staande, friese klok
met om het uur een klein krakeel
tegen de eeuwigheid te veel
en dan een lange, blauwe slok;
een stille beker, vol van niets,
20[regelnummer]
die iemand in zijn handen neemt.
Mijn lippen branden koud en vreemd
tegen dit drinkend volbloed iets;
een aan de muur gezette fiets.
De lege buizen van het frame
25[regelnummer]
seismograferen door mij heen
het manifest geworden niets.
Ik kom de stoep op bij mevrouw
van Dorresteyn. Ik sta een uur
in haar spionnetje en gluur.
30[regelnummer]
Zij gluurt naar mij, die ouwe vrouw.
| |
[pagina 394]
| |
Een vrijend paartje achterna.
Afluisteren tussen de struiken
de woordenschat die zij gebruiken.
Ik sla het wel in Koenen na.
35[regelnummer]
De bomen van het park omhelzen.
Mij schuren tegen deze pelzen.
Danse vulcanfibre op een plein,
waar de lantarenpalen zijn.
Ik ben de etalagepop
40[regelnummer]
bij Brenninkmeyer, kijk niet op;
de etaleur is met mij bezig
en denkt beschaamd: wat ben ik vlezig.
Ik ga naar het museum toe.
Wie zich aan het bestaande meet
45[regelnummer]
en overal weerhouden weet,
hij wordt het wisselspelen moe
van schijn en schaduw met zichzelf
en anderen, hij confronteert
zijn kunstgebit met wat verteert
50[regelnummer]
binnen het donkere buikgewelf;
hij geeft de scheikunde gelijk:
het zet geen zoden aan de dijk.
En de concierge zegt: welaan,
wat deed je ook in dat gedoe.
55[regelnummer]
Kom hier maar bij het harnas staan.
Het harnas knikt mij rustig toe.
Maar in de holte van 't vertrek
ontstaat opnieuw een nevelvlek -.
Het is de zaklamp van de wachter.
60[regelnummer]
Zijn voetstap wordt zachter en zachter.
|
|