Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
[791] Kermesse d'été(aant.)Ik liep met Mok gelukkig op de brink
van Laren waar de zomerkermis krijste.
Wij wilden in de rutschbaan, maar ik was de wijste:
er zat toch immers ergens al een kink?
5[regelnummer]
Ik zei: kijk liever door je bril hoe of het blinkt.
Hij keek geamuseerd naar omgevallen meisjes,
die lagen op de roltrap, bloot en wijdbeens,
van monstrueuze raderen omringd.
En blikken spiegels klaterden gelei,
10[regelnummer]
waartegen dikke mannen moesten lopen.
Een jongedame stond mij om te kopen,
maar een geheime wenk waarschuwde mij.
Heilige tenten met gordijnen om
maakten de boeren dom, zij waren stil
15[regelnummer]
aan 't overleggen met hun eigen wil
of een van hen naar binnen stappen kon.
Zweefmolens zwaaien open en weer dicht
hun rok van kralen en de schommelschuiten
voelen bij iedere bel hun bodem stuiten
20[regelnummer]
tegen een rug die zich heeft opgericht.
Het hengelen naar flessen met een ring
is een heel ding voor kleine kinderen.
Hemel noch hel kan hen verhinderen
te vissen in die zware glinstering.
25[regelnummer]
Het peloton staat voor de schiettent klaar
om alle poppen te executeren.
De eigenaar reikt rustig de geweren.
Hij lijmt de stukken wel weer aan elkaar.
Gruwelen op sterk water. Mensenvlees.
30[regelnummer]
Vooral verloofden moeten er naar toe,
om eindelijk te weten wat en hoe.
Zie eens zo'n ding, fluisteren vrouwen hees.
Sla op de kop van jut, zijn hersens
krijzelen langs een liniaal omhoog,
35[regelnummer]
waar ze uiteen slaan, driemaal, kort en droog
en zich verspreiden in het universum.
| |
[pagina 377]
| |
De cake-walk karnt de mensen, voet wordt knie
en knie wordt kin, het hoofd tolt in je borst.
Voordat de laatste glijvlucht je verlost
40[regelnummer]
ben je God mag het weten wat of wie.
Later over de Hilversumse hei
naar huis toe lopend, beten door de nacht
de valse tanden van het geile licht
vale kwetsuren op de blauwe lei,
45[regelnummer]
die ver over ons heen het Gooi in lag.
Ik weet niet meer wat Mok er nog van zei.
|
|