Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[604A] Papier(aant.)Zij had een heup, waar ik niet omheen kon
in mijn droom, met mijn hand, en een kerm van weedom
brak uit haar mond tegen mijn mond.
Is zij gestorven? Is dit een grond
5[regelnummer]
om te gelooven de dingen in boeken:
dat onze geliefden loopen te zoeken
en het papier van hun dood verlaten,
om ons te vinden in tusschenstaten,
waar nog gekust wordt en ademgehaald,
10[regelnummer]
maar aan welke kant? en gelag betaald
met een liefdebrand, zóó overreëel,
dat ik mijn eigen belevenis heel
scherp in drukletters voor me zie staan,
geschiedenis al, met naam en toenaam,
15[regelnummer]
en bij het ontwaken terstond het woord
de plaats inneemt die het toebehoort.
|
|