Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
[567] Meel(aant.)Wind van wol aan de ramen,
en je lippen gloeien nog.
Wij zijn als tarwe samen.
Morgen, kom niet te vroeg.
5[regelnummer]
Je oogen: rijpe bramen,
en woorden, hoog en ijl,
suikeren in je keel.
Wij hebben evenveel,
hoe langer hoe zeldzamer,
10[regelnummer]
van dit ontzaglijk meel.
Diep binnen onze armen
verwarren wij en vinden
de eene voor de ander
in zijn ontelbaarheden
15[regelnummer]
vermeeren en vermindren.
|
|