Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[371] Rouw(aant.)Wind, van gestorvenheden vol,
doet aan de boomen zoete dood
der stilte en rumoert om mij
met duizelende verten;
5[regelnummer]
die kenbaar willen worden over
de wegen van geheugen naar
landen achter mijn schreden.
Blindelings vereenzelvigen
met oude dierbaarheden
10[regelnummer]
heeft plaats, ik sta te delven
goud zonder eind; edelgesteent
dooradert bloed en beemd.
Het ademt tusschen u en mij
in dit voortdurend heden.
15[regelnummer]
Een kleine tijd is nu voorbij.
|
|