Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
[365] Binnenhuisarchitectuur(aant.)Ik zal een kamer in de wereld zoeken,
en suite met de dood,
om uw gestalte op te roepen
aan in te richten hoeken
5[regelnummer]
uit het vertrek, dat zich voor eeuwig sloot.
Plafond, binten en stoepen
moeten het oud intérieur
naar vorm, bestek en kleur
herhalen binnen alle groepen.
10[regelnummer]
Betimmeringen, bonte doeken,
een zilver olifantje zullen
de linkerschouwzij vullen;
nog veel verlatenissen kunnen
te koop zijn bij een antiquaire.
15[regelnummer]
De andere kant is zonder licht,
voor radio en donker;
opdat een laatste zielsgezicht
tusschen ons zal ontvonken.
De ramen zijn bestemd te wezen:
20[regelnummer]
uitzicht op huizen, achtertuinen,
antennen, vogels, afvoerbuizen;
als in uw oogen stond te lezen.
Met de belendende perceelen
moet ik het stadvermogen deelen,
25[regelnummer]
dat uwe ruimtelooze schreden
straat en huisnummer doet gewennen.
De waschtafel zij van het wit,
dat nog in mijn geheugen zit,
zooals gij eenmaal fonkeldet;
30[regelnummer]
blauwe en goudene gordijnen
behooren dit te onderlijnen.
Paneel, peluche, festoen
blijven het hunne er toe doen
om werkelijkheid te schijnen.
35[regelnummer]
De zoldering mag niet te hoog,
omdat ik geen geheim gedoog
tusschen uw afscheid en mijn oog.
Dit overzicht ontbreekt
mijn hongerdiep verlangen
40[regelnummer]
van u te zijn ontvangen,
waarmee het breekt.
|
|