Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
[283] Pharao(aant.)Ik wil met wat mij is geworden,
in de volgende orde,
in ééne plaats begraven zijn:
De deken waar ik onder lag
5[regelnummer]
tot aan mijn kin,
dewijl haar hand hem alzoo lei;
- heengaande zag ze om en zei:
nu is de nacht niet zonder mij -
de dingen van den dag:
10[regelnummer]
geluk en stof in evenwicht
door liefde's overmacht,
til ze voorzichtig uit het licht
in deze schacht;
zet ook de avondstonden bij:
15[regelnummer]
de steenen niet aaneen, dat zij
eeuwigheid houden rondom mij;
en van den gulden morgenstond
breng wijn bij mijnen mond.
Wat haar lichaam betreft, volsta
20[regelnummer]
met deze kruik vol asch, weldra
is dit het waartoe ik verga.
Doe aan dit lied niet toe of af,
richt niet over een graf,
opdat geen doode u bestraft;
25[regelnummer]
maar leg als laatste wat gij doet
al mijn gedichten aan mijn voet;
krachten, waarmee ik opstaan moet.
|
|