Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
[177] (Wij zijn volslagen idioten)(aant.)Wij zijn volslagen idioten
en loopen hier als dieren door elkaar.
Ons denken cirkelt vruchtloos om één punt.
Dat is ons in het hoofd geschoten.
5[regelnummer]
Lengte, breedte, diepte is het niet vergund.
En daarom zijn wij opgesloten.
Lach en grimas staap'len zich op elkaar.
Een epilepticus valt achterover.
De zuster komt te laat om... zand er over.
10[regelnummer]
Straks is hij dood, beter voor hem en haar.
Beter voor mij, als 'k viel en brak mijn nek.
Of stortte mij voorover in dit mes.
Waarom is het niet weggelegd, ze weten best
dat 'k er nu al een half uur lang op staar.
15[regelnummer]
Ik sluip vanavond stilletjes naar boven
en werp mij van de tinnen van het huis.
Zal zij, wanneer ik naar de steenen suis,
op dat moment in mij moeten gelooven?
Dan word ik opgevangen, hoe dan ook.
20[regelnummer]
Want 'n engel of zijzelve is het zelfde.
Is er 'n liefde grooter dan ter elfder
ure inkeerend, scheerlings langs de dood?
|
|