Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
[74] (Nooit was de dood een naakter man)(aant.)Nooit was de dood een naakter man
dan toen hij op mijn leger lag
en zei, terwijl hij naar mij zag:
‘ik lig, waar gij gisteren lag’
5[regelnummer]
‘Wees onvervaard en immer meer
gereed, ledig en groot.
Mijn vriendschap duurt tot aan de dood
Geen vriend is ooit zoo trouw geweest’
‘Maar blijf bij mij, er was er geen,’
10[regelnummer]
(toen klaagde de dood en trilde z'n stem)
‘er was er geen, die niet verging
van angst, of die mij niet ontvlood.’
‘En heb me lief,’ hij fluisterde.
En eenzaam ging de hemel open.
15[regelnummer]
Hij weende en ik huiverde.
‘Geen mensch is eenzamer dan ik.’
Ik kon de zaligen zingen hooren,
één ééuwig oogenblik.
|
|