De zangvogeltjes. Deel 5(ca. 1900)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 28. Reislust. Marsch-tempo. 1. Naar ver - re lan - den trekken De lie - ve vo-gels heên, En keeren zij dan huiswaarts, Dan zijn zij 2. De zon, de maan en sterren, Zijn nooit het rei-zen moê; En golven, wind en stroomen, Ze ge-ven 3. Te trek-ken en te rei-zen Naar af - ge - le - gen oord, Is, wat in Noord en Zui-den Den mensch zoo 4. O neem 't mij dan niet kwalijk, Als ik soms te eenger tijd, Mij tot de reis ga schikken, Van hee-ler [pagina 43] [p. 43] 1. recht te-vreên. Dan zijn zij recht te vreên. En wat ze el-kaar ver- ha-len Be-helst maar éé - ne zaak: Het klinkt langs veld en da-len, Het klinkt langs veld en da-len.}Van niets dan reisvermaak, van niets van niets dan reisvermaak, van niets 2. hun niets toe. Ze ge - ven hun niets toe. Ja, ook de-ze aar-de wandelt, Dat 's een be - we-zen zaak; En schaap en her-der handelt, En schaap en her-der handelt,}Van niets dan reisvermaak, van niets van niets dan reisvermaak, van niets 3. vaak bekoort Den mensch zoo vaak bekoort! En wil hij ons ver- plichten, Voorwaar geen lich-te zaak! Dan schrijft hij boek of dichten, Dan schrijft hij boek of dichten,}Van niets dan reisvermaak, van niets van niets dan reisvermaak, van niets 4. hart verblijd! Van hee-ler hart verblijd! 'k Doe dan een liedje u hoo-ren, Dat is een vas-te zaak! Al stop - tet ge ook uw oo-ren, Al stop - tet ge ook uw ooren.}Van niets dan reisvermaak, van niets van niets dan reisvermaak, van niets [pagina 44] [p. 44] dan reis - ver - maak, dan reis - ver - maak. Vorige Volgende