De zangvogeltjes. Deel 5(ca. 1900)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 4. Gij, Vogeltje! Licht en opgewekt. 1. Gij, vo - geltje in het dich-te bosch, Hoe zingt gij weer zoo streelend zoet? Ver - lus - tigt ge u in len - tes pracht, Ver- lus-tigt ge u in len - tes pracht, En brengt gij haar uw 2. Lief vo-gel-tje! zing lus-tig voort. Zoo lang 't uw klei-ne borst ver-mag! Zing van de weel-de, die ge aanschouwt, Zing van de weel-de, die ge aanschouwt, Als 't we - zen kan zelfs 3. Maar zongt gij ook al duizend jaar, Tot tel-kens nieuwen zang ontwaakt: Nògvondt gij steeds een nieu-we stof. Nòg vondt gij steeds een nieu-we stof. Zoo schoon heeft God de- [pagina 5] [p. 5] 1. blij - den groet? Uw blij - den, blij - den groet? 2. nacht en dag, Kan 't we - zen nacht en dag! 3. ze aard ge - maakt' Heeft God de-ze aard ge - maakt! Vorige Volgende