De zangvogeltjes. Deel 4(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 6. Aan eene Beek. Een weinig langzaam. J. Haydn. 1. { Zacht en kalm vloeit gij daar he - nen, Zil - ver- { rei - ne, kla - re beek! { Schoon gij 't zel - ve ook niet moogt we - ten, Zijt ge een { sie - raad van deez' streek. } Gij, ver - kwikt de mal - sche wei - den, Gij schenkt bloei aan bloem en 2. { Hoort hij dan een flui - strend rui-schen, Daar gij { rus - tig he - nen vliet. { 't Klinkt hem dan zoo zoet in de oo - ren, Als het { schoon - ste wie - ge - lied. } Zacht-kens sluit ge hem dan de oo - gen; En - ont - waakt uit zoe - te [pagina 9] [p. 9] 1. kruid, Ja, gij lokt den moe-den wand' - laar Tot een poos - je rus - ten uit. 2. rust, Heeft hij kracht tot ver - der voort - gaan, Reist hij voort met nieu - wen lust. Vorige Volgende