De zangvogeltjes. Deel 2(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 13. Wederzien. Langzaam en zacht. J.H.C. Bornhardt. 1.{Vol van hei - li - ge ge-dachten Treed ik vaak naar {Daar voel ik mijn leed ver-zachten, Daar voel ik mij 2.{We-der - zien, die Je-zus minden, Ou-ders, vrienden {Die mij 't goe - de leerden vinden, Voer-den op het 3.{Za - lig denkbeeld: eeuwig le-ven, Waar geen scheiding {En met al - len, ons ge - ge - ven, Le-ven met ver- [pagina 9] [p. 9] 1.{'t kerkhof heen; {wèl, al-leen. }O, van uit die groene zo-den, Waar zij rus-ten, mat en moê, Ruischt er van mijn lie - ve doo - den, 't Blij-de we - der - zien mij toe. 2.{mij-ner jeugd, {pad der deugd, }Weder-zien die lie-ve kranken, Om wier wel-zijn ik zoo bad. Om wier ster- ven ik moest dan - ken, Voor wie d'aard geen vreugd meer had. 3.{is of nacht. {jong-de kracht! }Leven, om met rei-ne klanken, Voor dien heilstaat ons be - reid, God te lo - ven en te dan - ken, In der eeu - wen eeu - wig - heid. w.w. Vorige Volgende