De zangvogeltjes. Deel 1(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] 21. Lenteavond. Rustig en zacht. Volksmelodie. 1. {Wat ge - not en lust, Welk een kalmte en rust {Kan een len - te - a - vond ge-ven,} {Als der bloe-mengeur, Als der wol - ken kleur {Al - les tint met gloed en le-ven,} {Als de mugjes {vroolijk zwieren,} {Als de vogels {ti - re - lie - ren,} Als het lie - ve vee, Vroolijk en te vreê In de wei met lust blijft tie - ren. 2. {Dan ver - laat men 't huis, 't Zij pa - leis of kluis, {Zet zich tusschen groen en bloemen,} {Waar men stil ge - niet, Bij der voog - len lied, {Die hun Schepper vroolijk roemen,} {Ook het vorschje {in de slooten,} {Mengtzich bij de {feestge - nooten,} Al - les is vol moed, Krachtig vloeit weêr 't bloed, Lang in win - ter - boei be - slo - ten. 3. {O dan biedt na - tuur, In dat a - vond-uur {Meer dan vorsten gunst kan schenken,} {Slechts de koc - le nacht, Niet zoo vroeg gewacht, {Doet ons aan naar huis gaan denken,} {Maar wij willen {voor wij scheiden,} {Eerst het zilv'ren {maanlicht beiden,} Zachte ma - ne-schijn! Wil ten gids ons zijn, Ons naar on - ze wo - ning lei - den. J.A.Ch. Zarnack. Vorige Volgende