De zangvogeltjes. Deel 1(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 18. De Waldhoorn. Rustig. Fr. Slicher. 1. Langs berg en dal Klinkt hoorngeschal, Met vollen, zuiv'ren toon, Met vollen, zuiv'ren toon; En forsch en stout Weêr- klinkt door 't woud Die galm zoo schoon, zoo schoon, Die galm zoo schoon, zoo schoon. 2. 't Geeft schooner kleur, En frisscher geur Aan alles, wat me on- ringt, Aan al-les, wat me omringt; En 't beekje spat Zijn paar - lend nat, Als of 't een lied - je zingt, Als of 't een lied - je zingt. 3. Ge - not en rust En le - venslust Daalt bij die me - lo- dij, Daalt bij die me - lo - dij; Verdriet en smart Wijkt uit het hart, En vlucht, en vlucht van mij, En vlucht, en vlucht van mij. Ch.v. Schmid. Vorige Volgende