Zomerloover. Deel 1 (1930)–Simon Abramsz.– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] [pagina 95] [p. 95] 17. Zachte Winter. Natte sneeuw is neergedaald uit de donkergrauwe wolken; natte sneeuw, die droef versmelt, als de zon maar even doorbreekt. In de breede, stille vaart, die het wolkengrauw weerspiegelt, liggen donkerbruine scheepjes rustig de uren te verdroomen. Is ook 't stadjen in 't verschiet van verveling ingeslapen? Niet geheel nog: hoor, daar klinken zachte, zilv'ren klokketonen. En de hooge, stoere molen, fier zijn breede wieken heffend, schijnt te luist'ren naar de klanken, die de stille lucht doorzweven. S. A. (Met toestemming van den uitgever P. van Belkum Az. te Zutphen overgenomen uit het tijdschrift Voor 't Jonge Volkje). Vorige Volgende