weer thuis!’ Hij had in zijn verstrooidheid alleen maar hardop gedacht.
De kapelmeester Benda stemde een vleugelpiano; plotseling sprong hij op en begaf zich in een belendend vertrek .... om te hooren, hoe het instrument uit de verte klonk!
Eens, toen hij met eenige vrienden een gezelligen avond had doorgebracht, ging hij midden in den nacht naar een huis, waar hij drie maanden te voren was uitgetrokken, en daar hij nog altijd een sleutel van dat huis bij zich droeg, gelukte het hem, de deur te openen. Men kan zich den schrik van de bewoners voorstellen, toen zij door het leven, dat de heer kapelmeester maakte, uit hun slaap werden gewekt.
Van den Italiaanschen arts Salvioli wordt het volgende verteld. Toen hij eens een vriend bezocht, trof hij daar zijn oudsten zoon aan. ‘De heeren kennen elkaar zeker al,’ zei de gastheer schertsend.
‘Ja, ik geloof, dat ik den jongeheer al eens eerder gezien heb,’ antwoordde Salvioli, terwijl hij met een verlegen lachje voor zijn eigen zoon een buiging maakte.
Dat ook schaakspelers soms merkwaardige staaltjes van verstrooidheid geven, spreekt wel vanzelf.
Zoo vertelt men van zekeren generaal, een groot minnaar van het edele schaakspel, de volgende aardigheid. Zijn vrouw had uit een brief vernomen, dat haar hoogbejaarde moeder ernstig ziek was. Zij maakte zich daarover zeer ongerust. In haar behoefte aan vertroosting wendde zij zich tot haar man, die juist in een schaak-