witgekuifde donderwolken samenpakten en de lucht verduisterden.
Maar toen ook bemerkten de feestgenooten de plotselinge verandering van het weer. En nu werd het zoo snel donker, dat plotseling een einde kwam aan de feestvreugde, en ieder met een angstig oog en kloppend hart naar de immer zwart-dreigende wolken staarde. Zacht rommelde de donder...
‘O, laten we toch naar huis gaan!’ riep een nicht van Boer Bergman, die wel een uur loopen moest, voor ze thuis was.
‘Naar huis gaan, nu? Dat zou toch wel heel onverstandig wezen,’ merkte Cornelis, Willems broer, op.
‘Kalm blijven is 't beste,’ sprak Bergman, ‘over een half uurtje is 't onweer voorbij en kunt ge veel veiliger thuiskomen.’
‘'t Loopt, geloof ik, nogal los,’ zei Oom.
Maar nauwelijks had de man dat gezegd, of een verblindend licht vloog langs het raam.... een knetterende donderslag deed de aarde dreunen... sidderend van schrik keken de menschen elkander aan...
Niemand sprak.... en in die ademlooze stilte hoorde Wim duidelijke een geknetter op de hoeve.
Dat geluid, blijkbaar door hem alleen vernomen,