Snel verdween de kust achter hen, de masten kraakten bijna onder den last der vele zeilen en beide schepen vlogen als vogels over het water.
‘Die Bully Hayes heeft al heel wat misdaden op zijn geweten,’ zei kapitein Frans tot zijn eersten officier.
‘Sommigen zeggen toch, dat hij een edel hart heeft,’ was het antwoord.
‘Een edel hart, die schurk een edel hart? Och kom, hoe kunt u dat zeggen. Heele volksstammen heeft hij in de slavernij gevoerd. Geld, geld, goud on menschenbloed, dat is wat hij zoekt.’
‘Het zou vreeselijk zijn, kapitein, als Bully Hayes de “Maria Antoinette” uitschudde.’
‘O jawel, maar zóóver zijn we nog lang niet. Wat drommel, mijnheer, is dat geen zeil daar ginds?’
Officier Theo richtte zijn zeekijker in de aangewezen richting, tuurde even en riep opgewonden uit:
‘Ik verwed er mijn huid onder, kapitein, dat het die verwenschte zeeroover is!’
‘Gij hebt gelijk, geloof ik! Williams!’
‘Present, kapitein!’ riep Karel Verdonk.
‘Zet alle zeilen bij, stuur recht op gindschen schoener aan. Het is de zeeroover.’
‘Het zal gebeuren, kaptein!’
Ook de ‘Whitby’ zette zeil bij en nu vlogen de twee achtervolgers over de golven, recht voor den wind. Steeds meer en meer naderden zij den roover, die niet zoo'n snel zeiler was.
Op vijftig meter afstand van de ‘Wreker’ gekomen, maakte de ‘Whitby’ een scherpe bocht, zoodat hij door z'n groote snelheid de ‘Wreker’ omzeilde en hem van voren bestoken kon.
Terwijl de ‘Whitby’ hem passeerde, riep kapitein Rudolf hem door zijn scheepsroeper toe:
‘Stoppen! Ahoi! Zeilen strijken!’
Een honend gelach klonk van het dek van den zeeroover.