van wat-ben-je-me, maar Karel stond er wat hulpeloos bij met zijn dunne schoolarmpjes en beentjes als pijpesteeltjes.
Toch was dat zijn schuld niet, want zijn opvoeding was niet anders geweest.
Maar nu zou hij langzamerhand gaan meedoen.
Inplaats hem wild en woest in het water te gooien, zooals men vaak met niet-zwemmers ziet doen, lieten de broers hem eerst maar wat rondplassen, om aan het water en den golfslag te wennen.
Eerst daarna leerden ze hem den slag.
Frans hield hem bij het middel en zeide hem, hoe hij de armen en beenen moest uitslaan. En Karel bleek wel een volgzaam leerling.
Wim had er het geduld niet voor, die stond maar bij de pogingen van Karel wat te lachen en te stoeien.
Maar na de eerste les, die een kwartier duurde, had Karel het al aardig te pakken.
Daarna gingen de drie jongens bij elkander in het duin zitten.
Frans haalde een boekje uit den zak, dat hij van Harry had gekregen en waarin verschillende aanwijzingen stonden voor de mededingers van het a.s. Waterkamp. En Frans had er plezier in om de anderen op verschillende dingen te wijzen. Natuurlijk hadden zij ook wel zoo'n boekje, maar Frans vond, dat het niettemin kwaad kon, hen eens voor te houden, waar zij al zoo voor hadden te zorgen. En daarom las hij hun het hoofdstuk voor, waarin de Uitrusting werd besproken.
‘Luister,’ zei hij, ‘dan zal ik je laten hooren, wat we moeten meebrengen: Gewone kleeding, waarbij wel te bedenken dat het in 't kamp zeer warm en op het water zeer frisch kan zijn. Men zorge dus voor practische kleeding voor beide gevallen.
Een hoofddeksel, dat niet afwaait.
Voldoende ondergoed voor 20 dagen, naar inzicht der huismoeders, vooral genoeg sokken! In het kamp kan des-