‘Wat nu?’ zei mijnheer Brockmans spijtig. ‘Nu zijn we den hond kwijt.’
Jaap de matroos lachte.
‘Dat is juist nou krek wat we hebben moeten, meneer.’
‘Waf waf!’ klonk het uit de verte.
‘Wat beduidt dat?’ vroeg Frans.
‘Dat beduidt zooveel, jongeheer, asdat Snoek 'm gevonden heit,’ zei Jaap kalm.
Allen holden in de richting van het geblaf.
En in de kom van een duinengroep zat.... Karel terwijl de hond luid blaffend om hem heen sprong.
Het was alsof een gewicht van duizend kilo's den heer Brockmans van het hart viel.
‘Karel, o eindelijk hebben we je!’
Jaap werd vorstelijk beloond en 't heele marinedetachement getracteerd.
En Kareltje? Wel, toen vrouw Dirksen hem had verteld, dat de kleine Truitje zoek was, meende Karel, dat hij haar wel eens kon opsporen. Uren lang had hij in de duinen rondgezworven, meer dan eens in een grooten kring rond-geloopen. Ten slotte was hij zelf verdwaald en van vermoeienis in slaap gevallen.
Zijn thuiskomst was een feest, maar ten slotte vonden allen het toch mooi van hem, dat hij zich niet meer te voornaam en te hoog achtte, om het kind van een arme visschersvrouw te gaan zoeken.
Aan den Heer Harry Weston.
Koningsplein
Amsterdam.
Terschelling, Huize ‘Zeezicht’
25 Juli 1915.
Beste Harry,
Eigenlijk hadden we je al eerder moeten schrijven,