| |
| |
| |
II.
De Club.
‘Hoera voor ‘Sparta!’
‘Leve de Spartanen!’
Daverend gejuich klonk door den tuin. Petten zwierden door de lucht en zakdoeken werden gezwaaid. Er was een enorme geestdrift onder de jongens, die heden in den tuin van Paul Hartink vergaderden. De reden van dit gejuich was de totstandkoming van de Westenbergsche Voetbalclub ‘Sparta,’ onder beschermheerschap van den heer Hilgers, onderwijzer aan het jongens-instituut. Het was nu juist veertien dagen na den bewusten warmen middag, toen Paul en Dirk het plannetje voor het eerst met elkaar besproken hadden. En 't idee van een voetbalclub was hun zóó door 't hoofd blijven spelen, dat ze er hun mond niet over konden houden en al gauw aan Jan en alleman vertelden, welke reusachtige plannen er binnenkort zouden tot stand komen. Nu, gebrek aan belangstelling was er allerminst, en als meester Hilgers vóóruit geweten had, dat zjjn woorden zoo'n opschudding onder de jongens van het instituut zouden ver- | |
| |
oorzaken, dan had hij zich nog wel eens bedacht, alvorens ze uit te spreken. Het leek wel, of er een soort revolutie in zijn klasse heerschte, een opgewondenheid, die echter door de krachtige hand van meester Hilgers spoedig bedwongen werd. Toen hij echter begreep, dat het voetbalspel den jongens in 't hoofd geslagen was, veranderde hij van tactiek, en verklaarde, zijn jonge vrienden te zullen helpen, mits zij hem uitdrukkelijk beloofden dat hun schoolwerk er niet onder zou lijden. Dat deden de jongens. De steun van hun geachten meester was juist een prikkel voor hen, om het schriftelijk werk zoo keurig mogelijk af te leveren en de lessen zoo prompt mogelijk te leeren. Er waren natuurlijk als altijd ook uitzonderingen op den regel maar deze waren gelukkig zóó gering in aantal, dat de verwezenlijking der plannen er geen nadeel van ondervond.
En dezen morgen hadden Paul en Dirk, de oprichters van de club, briefjes laten rondgaan van den volgenden inhoud:
ATTENTIE! - GROOTE VERGADERING!
Hedenmiddag 2 uur bijeenkomst in den tuin van Hartink. Oprichting van de eerste Westenbergsche Voetbalclub.
Denkt er om, precies om 2 uur beginnen we!
DIRK v.d. HEUVEL.
PAUL HARTINK.
Oprichters.
| |
| |
Een der jongens had dit briefje aan Paul teruggestuurd en de eerste r van 't allerlaatste woord in een l veranderd, maar van deze flauwe aardigheid nam Paul geen notitie.
De tuin van Hartink was in heel het dorp bekend als de grootste uit den omtrek. Hij was gelegen achter het groote huis, dat de heer Willem Hartink, de vader van Paul, met zijn gezin bewoonde.
Dat gezin was grooter dan de lezer tot nog toe zal vermoed hebben, want ofschoon we van de familie alleen nog Paul en zijn moeder hebben ontmoet, komen nu ook de andere Hartinkjes aan de beurt. Paul had een broer en twee zusjes. De broer heette Dolf en was twee jaar jonger, de zusjes heetten Greta en Jo. Paul en Jo waren tweelingen en beiden dertien jaar, terwijl Greta als oudste der kinderen vijftien zomers telde. Papa Hartink was eigenaar van een groote papierfabriek, even buiten Westenberg gelegen, en had eenige jaren geleden het buitenverblijf gekocht, hetwelk hij thans, zeer naar zijn genoegen, bewoonde.
In den tuin dan waren de jongens tezaam gekomen.
Ze hadden een heerlijk, schaduwrijk plekje uitgekozen, de dichte takken van een ouden kastanje beletten het doordringen der heete zonnestralen, en rondom hen stonden heesters en boomen, die het open grasveldje omsloten en daar een allergezelligst vergaderplekje vormden. Geleund tegen den dikken kastanje, die midden in 't grasperk stond, sprak Paul Hartink de
| |
| |
jongens toe. Zijn redevoering was niet zonder gebreken want Paul kon maar al te dikwijls het geschikte woord niet vinden om zijn gedachten uit te drukken. Als een trouw vriend stond Dirk hem ter zijde, verbeterde, wat Paul verkeerd zei, of vulde aan, waar zijn makker bleef haperen.
‘Komaan,’ zei Paul, toen zijn horloge vijf minuten over twee wees, ‘nu gaan we beginnen, jongens! Gaan jullie nou allemaal zitten, dan kun je me beter verstaan.’
Onder veel rumoer, gestoei, geknijp en geduw ging de woelige vergadering eindelijk zitten.
‘Nou dan,’ begon Paul, ‘jullie weten natuurlijk allemaal, dat Drik en ik een voetbalclub willen... willen inrichten.’
‘Oprichten,’ zei Dirk, die naast hem stond.
‘Juist, oprichten. En nu zijn we vandaag bij elkaar gekomen, om daar eens over te praten.’
‘Oud nieuws!’ bromde er een.
‘Een waarheid als een os!’ meende een ander.
‘Stilte, niet allemaal tegelijk!’ riep Dirk, ‘anders wordt het een janboel! Er moet een voorzitter zijn!’
‘Ja,’ zei Paul, ‘dat zouden we heelemaal vergeten. Jongens, Dirk moet de voorzitter zijn, ik ben de commissaris.’
‘De secretaris bedoel je!’
‘Nou ja, dat is allebei 't zelfde,’ zei Paul, die kribbig werd bij de herhaalde verbeteringen van Dirk.
‘Luister nou eens,’ begon voorzitter Dirk. ‘Houën jullie nou allemaal je schreeuwerige
| |
| |
snaters eens dicht. Want een mensch kan op die manier niet zien wat-ie zegt. Laat nu eerst Paul uitpraten, en dan zal ik ieder een beurt geven, die ook wat te vertellen, of een beter plannetje heeft. Paul, begin jij nu maar!’
Dirk's optreden had warempel orde onder de toehoorders gebracht. Ze zaten en lagen nu wat kalmer bij elkaar en waren één en al aandacht.
‘Ik zal jullie eens vertellen, hoe we zoo ineens aan ons plannetje gekomen zijn,’ ging Paul voort. ‘Meester Hilgers is er eigenlijk mee begonnen.’
‘Wat! Hè?’ waren de algemeene kreten van verbazing.
‘Ja. Mijnheer Hilgers vroeg aan Dirk, waarom wij hier in Westenberg geen voetbalclub hadden, terwijl er toch zoo'n mooie gelegenheid voor is, en zoodoende zijn wij er mee begonnen. Wie van jullie zou aan die club mee willen doen?’
‘Ik! Ik! Allemaal! Hoera! Ik ook!’ klonk het verward dooreen.
‘Mooi,’ schreeuwde Paul er boven uit. ‘Dan gaan we eerst bepraten, hoe we onze club zullen in... zullen... uitstallen...’
‘Installeeren!’ voegde Dirk er aan toe.
‘Nou ja, dat is allebei hetzelfde!’ bitste Paul, wat een hartelijk gelach onder de jongens veroorzaakte.
‘Ga verder Paul,’ zei Dirk.
‘Dan moeten we natuurlijk in de eerste plaats een... regeering hebben.’
‘Een bestuur,’ zei Dirk kort.
‘Bestuur of regeering is allebei goed. En een
| |
| |
voetbalclub heeft altijd twee captains, den eersten en den tweeden.’
‘Alweer een waarheid als een os!’ riep er een.
‘Zwjjgen!’ commandeerde de voorzitter.
‘De eerste captain, dat ben ik!’ zei Paul fier.
‘Hei, ho, wacht een beetje!’ riep de voorzitter. ‘Dat gaat zóó maar niet! Daarover moeten we natuurlijk stemmen.’
‘Nou afijn, stemmen dan,’ zei Paul. ‘Ik meende het ook zoo niet! Wie wil er captain zijn, jongens?’
‘Ik! Ik ook! Nee ik!’ schreeuwden ze door elkaar.
Dirk zette een boos gezicht.
‘Je stuurt den heelen boel op die manier in de war!’ sprak hij tot zijn vriend. ‘Is dàt nu een plan bespreken? Jij hitst de jongens op tot gebrul en geloei. Schei er maar gauw uit! Met zóó'n bespreking van de zaak is ons heele plannetje al naar de maan. Nee, hou jij je nou maar stil, dan zal ik 't zaakje wel eens verder opknappen.’
Zwichtend voor Dirk's verstandige meening, ging Paul tegen den boom zitten, zonder zich verder aan de luidruchtige uitgelatenheid der anderen te storen.
‘Jongens,’ sprak Dirk, toen het rumoer weer wat bedaard was, ‘op die manier komt er niets van de voetbalclub terecht. We moeten punt voor punt bepraten. Laten we nou beginnen met het begin. Wie van jullie aan de club mee doet, steekt even zijn arm omhoog!’
Tien, twaalf, veertien armen gingen omhoog,
| |
| |
maar het bleek, dat er maar tien van geldig waren, want een paar bengels hadden beide armen omhoog gestoken.
‘Tien luidjes alzoo,’ sprak Dirk. ‘Paul, schrijf jij de namen even op.’
‘Paul ging rond met een lijst en noteerde de namen der club.
‘Mooi, afgeloopen!’ vervolgde Dirk, die er slag van had, de leiding in handen te hebben. ‘Ten tweede: wat moeten de leden betalen?’
‘Eén cent per maand!’ riep er een.
‘Alle gulden zes weken!’ stelde een tweede voor.
‘En ik denk een stuiver per week,’ zei Dirk, zonder notitie te nemen van het gelach, dat weer begonnen was. ‘Vinden jullie dat goed?’
‘Ja, dat is best! Een stuiver in de week!’
‘Goed. Paul, schrijf op: de contributie bedraagt vijf cent per week. Nu gaan we een bestuur kiezen. Eerst een tweede captain, een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.’
‘Ik benoem Dirk tot eersten goalpaal!’ riep Frits Berkens.
‘Ach, houd je snuit, vervelende krentenbol!’ schold Dirk, ‘help liever mee om de zaak in orde te krijgen!’
De vergadering werd even gestoord door de komst van de dienstbode die naar Paul vroeg.
‘Ja, wat is er Betje?’ vroeg Paul.
‘Daar is een heer om je te spreken,’ zei Betje. ‘Ik geloof, dat het je meester is!’
‘Hoera! Meester Hilgers!’ riepen de jongens. ‘Hè ja, Paul, laat hem hier komen!’
Paul ging naar huis om den geachten be- | |
| |
zoeker te halen en verscheen weldra met den heer Hilgers op de vergaderplaats. Dadelijk stonden alle jongens op en namen de petten af.
‘Dag mijnheer!’ klonk het verwelkomend.
‘Dag boys! Aan 't vergaderen? Daar kom ik juist op af. Neen, houdt jullie je gemak maar, gaat maar rustig in het gras liggen. Mag ik bij jou zitten Dirk? Jij bent zeker de voorzitter, hè? En hoever zijn we nu al?’
‘We hebben tien leden, mijnheer,’ antwoordde Dirk, ‘en we zullen vijf cent per week betalen.’
‘All right,’ zei meester Hilgers. ‘En wat gaan we nu doen?’
‘Een bestuur benoemen,’ zei Dirk.
‘Fijn! Mag ik meehelpen met de verkiezingen? Dan zullen we beginnen met de keuze van een voorzitter. Jongens, wie wil er nu eens graag voorzitter zijn?’
De snuiters keken elkaar glimlachend aan maar niemand durfde of wilde zich aanmelden.
‘Geen mensch? Dan zal ik 't maar zeggen, we moesten maar kiezen tusschen Paul en Dirk. Wil jij voorzitter wezen, Paul?’
‘Ik wel,’ zei Paul gretig.
‘Jij, Dirk?’
‘Ja, ik ook wel,’ sprak Dirk.
‘Mooi, we hebben dus twee candidaten. Maar nu moeten we weten, wie van de twee de beste is. Dat is een moeilijke kwestie.’
‘Ik weet het al lang, mijnheer!’ zei Frits lachend. ‘Dirk zal wel de beste wezen, want Paul is vanmiddag met de vergadering begonnen, maar Dirk moest het hem uit de handen
| |
| |
nemen, anders was het op vechten uitgedraaid.’
‘Zoo!’ riep Paul geërgerd. ‘En nou wil ik niet eens meer voorzitter zijn!’
‘Toe maar!’ lachte meester Hilgers, ‘dan houden we dus één candidaat over. Wie stemt er vóór Dirk?’
Alle handen gingen omhoog.
‘Alzoo Dirk van den Heuvel gekozen tot voorzitter!’
Op een eigenaardige, vroolijke manier van doen ging de meester met de jongens door. Het bestuur werd in zijn geheel gekozen en als volgt vastgesteld:
DIRK VAN DEN HEUVEL, Voorzitter. |
PAUL HARTINK, Secretaris. |
HARRY WARSTHOF, Penningmeester. |
Met de benoeming van twee captains zou gewacht worden tot de club eenmaal aan de oefeningen van het voetbalspel zou begonnen zijn. Ten slotte werd de nieuwe club gedoopt met den naam ‘Sparta’ en nadat men besloten had, zoo spoedig mogelijk met het spel te beginnen, gaf meester Hilgers ze nog een goeden, practischen raad.
‘Hoort eens, jongens,’ sprak hij ‘wanneer je nu thuiskomt, probeert dan je ouders te winnen voor onze club, dat wil zeggen, vraagt allemaal een bijdrage om onze allereerste benoodigdheden, bal, palen, enz. aan te schaffen. Zonder geld kunnen we niets beginnen. Dus afgesproken?’
‘Hoera voor ‘Sparta!’ En ‘Leve de Spartanen!’ klonk het door den tuin.
|
|