De klok van een naburigen dorpstoren sloeg middernacht, toen Tim ontwaakte, 't Was stikdonker in den wagen, maar door een reet van de deur scheen zilverblank het maanlicht en teekende een streep op den vloer. Zachtjes, zonder zijn broer wakker te maken, liep Tim op de teenen naar de deur en bemerkte tot zijn groote verbazing, dat die niet meer afgesloten was. Het zigeunermeisje had dus - misschien met opzet? - vergeten, haar weer te grendelen. Tim duwde het deurtje een weinig open, wat een knarsend geluid gaf.
Verschrikt hield hij den adem in.... en luisterde.
Maar niets verbrak de stilte van den nacht.
Toen schudde Tim zachtjes Tom bij den arm....
‘Tom, wor 's wakker.... Tom dan....’
‘Ja - w-wat is-is er?’ zei Tom slaperig.
‘Stil - maak geen leven.... de deur is open..’
‘Deur - welke deur?’
‘Van den wagen, en nu kunnen we.... Stil.... stil.... daar komt wat aan....’
Iets zwarts bewoog zich in de maan verlichte deuropening.... een hoofd met lange, lange lokken werd zichtbaar en ook weer een arm met blinkende gouden ringen....
Het was het zigeunermeisje....
Ze sloop als een slang den wagen in, en toen ze bemerkte, dat de jongens niet sliepen, wees ze naar de deur en maakte een gebaar, dat ‘vluchten’ beteekende. Toen wenkte ze, dat de jongens haar moesten volgen.
Behoedzaam stak ze even weer 't hoofd buiten de deur en speurde, of 'r ook onraad was.
Maar er was geen beweging in het kamp, waar de blauw-zilvren maan fantastisch bescheen de kappen van de wagens, de trapjes, en een blauwen tooverglans goot over de slanke gedaante der jonge