kapitaal, namelijk twintig centen voor aan koop van papier, touw, gom, enz.
Aldus kon de vliegerindustrie beginnen.
Op regenachtige dagen zag men Boet en Maus en Gerrit trouw vliegers plakken, groote en kleine.
De zaak liep uitstekend.
Zij gingen met die vliegers het dorp in en alle kinderen kochten ze.
Ze waren verkrijgbaar in prijzen van 10, 6, 3 en 1 cent.
Het was een ware wedstrijd tusschen de drie fabrikanten, wie de mooiste en aardigste vliegers kon maken.
Wanneer Boet en Maus hun middagslaapuurtje hielden, konden zij natuurlijk niet plakken.
Gerrit, die niet behoefde te slapen, werkte dan verder aan de fabricage.
Maar daar names Boet en Maus geen genoegen mee.
Zij niet...., hij ook niet.
Toen werd dan overeengekomen, dat zij van 2-4 uur geen vliegers zouden maken en ook niet verkoopen.