Iedereen was nu gerustgesteld, hoewel niemand begreep, dat de krokodil in zee kon zwemmen en nog wel zoo ver van de kust.
Opeens klonk er een allervreemdst geluid over het schip, het leek wel uit de kajuit te komen.
Ieder keek verbaasd op. Daar klonk het alweer. En nog eens en nog eens. Net of er een wild dier huilde.
Kapitein Hoek gaf een der matrozen bevel eens te gaan kijken, want hij durfde zelf niet al te best.
De matroos nam een lantaarn mee, ging naar beneden en opende de deur van de kajuit.
Maar plotseling... ffffft! daar blies iemand de kaars uit en kreeg de matroos een stomp op zijn neus, dat het vuurwerk er uit sprong!
De man gaf een schreeuw en holde weer naar boven.
‘Kapitein!’ riep hij. ‘Er zit een booze geest in de kajuit! Hij heeft de kaars uitgeblazen en mij een stomp op den neus gegeven!’
Dat vond de kapitein niet prettig. Zóó kreeg hij nooit rust. Hij stuurde een tweeden matroos naar de kajuit om den boozen geest te verjagen.
Maar Peter Pan was uit de kajuit gekomen en had zich in een donkeren hoek van de trap verscholen. Toen de tweede matroos naar beneden kwam, gaf Peter hem een duw, dat de man naar beneden tuimelde.
Daarop vloog Peter Pan naar boven, hij hield