wilde haar eens bijzonder straffen, omdat zij het hoofd van de kinderkolonie was.
Intusschen heerschte er aan boord van den zeeroover de grootste vreugde. Men had de Indianen eindelijk overwonnen en verslagen, de kinderen gevangen genomen en dat alles gaf hun reden tot groote vroolijkheid.
Er werd muziek aan boord gemaakt, de matrozen dansten en zongen en kregen groote glazen wijn.
Kapitein Hoek keek met welgevallen naar zijn manschappen en stuurde onderwijl zijn schip met vaste hand over de zee.
Die feestvreugde duurde wel twee dagen, en terwijl de kapitein en zijn mannen naar hartelust aten en dronken, kregen de Verloren Kinderen niets te eten.
Maar op den derden dag liet kapitein Hoek ze allen geboeid aan dek brengen.
Hij zette zich bij een groote ton neer en deed, alsof hij een rechter was, die met de kinderen kon doen, wat hij wilde.
Zij werden voor hem gebracht en de kapitein zeide hun, dat hij ze allen één voor één uit het topje van den grooten mast in zee zou werpen.
Ze moesten eerst allemaal hun namen zeggen en vertellen, waarom ze niet bij hun ouders gebleven waren. Hij noemde ze ondeugende kinderen, die niet verdienden, dat ze nog langer bleven leven,