‘Niets,’ antwoordde Oscar, ‘weet je wat, ik geloof, dat de vent al lang weer vertrokken is en wij hier allemaal voor mal staan.’
Erich Bellman schudde het hoofd en declameerde:
‘Diep in het donkre woud verbergt zich de Titan!’
‘Welnu, als je dat denkt,’ stelde Oscar voor. ‘waarom overvallen wij hem dan niet in zijn slaap en houden hem tot morgenochtend gevangen?’
‘Niet onaardig verzonnen,’ meende Erich, ‘maar we zullen liever onze vingers niet branden, Oscar.’
‘Ach, je bent een oud wijf, je bent bang,’ zei Polterich.
‘Voorzichtigheid is beter dan dapperheid,’ zei Erich.
‘Ik heb order om hier op post te staan en daar houd ik me bij. Ga jij dan alleen, als je er zin in hebt.’
Oscar haade de schouders op en verdween in de slaapzaal.
Langzamerhand brak de morgenschemering door en ook Herbert Kraft, die het laatste uur op post had gestaan, had niets verdachts bemerkt.
Om zes uur stonden de jongens op, vermoeid van het angstige waken, zich onbehaaglijk voelend