En ten slotte oordeelde de dokter het noodig, dat luitenant Brighton, tot volledig herstel, eens een week eruit moest. De toestemming werd gegeven en na een kleine correspondentie met Oom Jacob vertrok de luitenant naar Zandvoort.
Ontroerend was het wederzien tusschen vader en zoon!
‘Johnny, mijn lieve Johnny!’ weende de vader, ‘wat ben ik blij, je weer te zien. O, jongen, was je arme moeder er nu ook maar bij! Maar ze hebben haar vermoord, o, ik zal haar dood wreken, dat zal ik!’
Hartelijk was ook de ontvangst op Vreugdestein.
Toen de eerste drukte van begroeten en voorstellen voorbij was en de kinderen, behalve Johnny, met de tantes weer naar het strand waren gegaan, sprak luitenant Brighton:
‘Ik heb u geschreven, waarde heer van Stoghem, dat ik zeer ziek was. Dit is niet waar, ik hield me ziek om van dat verschrikkelijke banningsoord Urk weg te komen. Acht dagen kan ik hier blijven, maar elken dag moet ik bij den commandant van de kustwacht alhier de belofte op papier zetten en onderteekenen:
Ik beloof hiermede, dat ik niet zal ontvluchten.
Niettegenstaande dat, mijnheer van Stoghem, brandt voortdurend het verlangen in mij, naar Engeland over te steken. De belofte bindt mij echter elken dag opnieuw.’
‘Ik gevoel volkomen mee met uw treurig lot,’ ei oom Jacob, ‘en ik hoop van harte, dat het u op