Met Magda op zijn rug moest hij tegen den sterken eb optornen. Slechts langzaam vorderde hij.
Oom Jacob, gevolgd door eenige toeschouwers, liepen hem door het water tegemoet.
Eindelijk had hij weer grond onder de voeten en nam Magda in zijn armen.
Snel droeg hij het bewustelooze meisje naar het strand en... een donderend hoera! steeg uit de menigte op!
Zag oom Jacob goed?
Was dat... neef Basters?
Alweer neef Basters!
Ook de zeeman had diè ontmoeting niet verwacht.
Hij was er perplex van en zei:
‘Asjeblieft... neef... hier is 't kind.’
Maar Mevrouw Daubanton nam jubelend van vreugde haar eenig dochtertje over en ze riep:
‘Dank, eeuwig dank, goede man. God zegene u!’
Toen werd Magda snel naar 't pension gebracht, waarheen de tantes haar volgden; ook Basters moest mee, of hij wilde of niet.
Magda werd, na van droge kleeren voorzien te zijn, te bed gelegd, waar zij spoedig weer beter werd.
Ook neef Basters werd niet vergeten.
Hij kreeg een pak van Oom Jacob aan, met boord, das en manchetten!
Koos Basters was een heer geworden.
Toen de eerste schrik was bedaard en de gemoederen weer tot rust gekomen waren, had Oom Jacob met den zeeman een gesprek.
Zij zaten in de ruime serre, die uitzicht gaf op de zee. Neef Koos in zijn deftig pak, gezeten in een