door, waardoorheen een bundel electrische draden liep. Toen duwde hij met vaste hand een luikje weg in den wand, draaide een knop op en stond weldra in het cabinet, waarvan de wand zich weer onmiddellijk achter hem sloot.
Nu zocht Cappon naar verborgen geleiddraden, die zijn aanwezigheid, of zijn pogingen om het bureau te openen, konden verraden. Hij ging op den grond liggen en knipte de eene draad na de andere door.
Op die manier gelukte hem ten slotte het schrijfbureau te openen, zonder dat een der alarmwerktuigen dienst kon doen.
Maar wat hij vond waren slechts onbeduidende, onbruikbare aanteekeningen, waaruit niemand kon wijs worden.
De waardevolle papieren, die hij zocht, waren wat beter opgeborgen in de kluis.
Op dat zelfde oogenblik passeerde Jan Boenders, komende zijn kamer, toevallig het kijkgat. Onwillekeurig keek hij er eens door en bemerkte tot zijn grooten schrik, dat er iemand in het cabinet was. Hij herkende den jongen man niet eens, maar ijlde inderhaast naar den hefboom, die, wanneer hij neergedrukt werd, een ijzeren scherm als een huls om het cabinet liet neerdalen, zoodat de vogel gevangen was. Dit geschiedde zóó geruischloos dat Cappon het niet eens bemerkte.
Toen haalde Jan doodbedaard Mr. Brown.
- ‘Ziet u, Mr. Brown,’ sprak hij, ‘hoe verstandig het was, om dit kijkgat in de zoldering te laten maken?’
Mr. Brown bukte zich en keek naar beneden.