| |
| |
| |
| |
Zeventiende Hoofdstuk.
De Notaris zoekt een Uitvinder.
Jaap, er is een boodschap gekomen of je van avond om half negen bij den Notaris komt.’
‘Hé Moeder, wat zou er zijn, zou ik dezen keer een motorkar krijgen?’ schertste Jaap, maar hij was geducht nieuwsgierig, en na den avondmaaltijd had hij haast geen geduld het klokje van half negen af te wachten.
In het schuurtje, waar hij nu bezig was een bottertje op te tuigen, trachtte hij den tijd zoo goed mogelijk om te brengen, maar zijn knol, het dikke nikgelen horloge, een geschenk van Vader, wilde maar niet vorderen.
Eindelijk toch werd het acht uur en na zich opgeknapt te hebben ging Jaap opweg.
| |
| |
Met zwaar geluid ging de bel van het ruime notarishuis over en vol ontzag stapte Jaap de vestibule binnen, waar hij eerst met zorg de voeten veegde en vervolgens in het zijvertrek trad, dat de dienstbode hem wees.
Na eenig wachten werd er een schuifdeur
geopend, en daar trad de notaris binnen.
‘Zoo, vriend, je bent nauwkeurig op tijd, zoo mag ik 't,’ klonk het vriendelijk. ‘Ga hier eens zitten. Rook je al. Niet? Des te beter, gezond en goedkoop. Hm, groot gelijk. Maar ik zal zelf onderwijl den brand er maar in jagen. Begin 's morgens al voor 't ontbijt. Alles gewoonte, hm.’
| |
| |
‘Ik heb je ontboden, Jaap.’
‘Ja meneer.’
‘Ben je nog zoo'n knutselaar?’
‘Jawel, Notaris, ik ben nu bezig aan een bottertje.’
‘Zoo zoo, scheepsbouw, jawel, groote toekomst. Mooi vak. Werf van de Bont & Zn, roem van Steenvliet.
Maarre..... Maak je nog wel's groote dingen, loopfietsen of zoowat?’
‘Dat wel niet, meneer,’ zei Jaap, ‘maar ik denk over een waterlooptoestel.’
‘Een water.... wat?’
‘Een waterlooptoestel meneer. Ziet U, dat moet zóó worden, de watersportman heeft aan ieder been een soort schuitje net als de Noorsche skies, die dingen kunnen desnoods met de fietspomp opgeblazen worden. Ze moeten beweegbaar met stangen verbonden zijn, op zoo'n manier, dat je de beenen beurtelings naar voren kunt brengen. In 't midden denk ik me een soort scheprad. Dat is voor 't evenwicht. Sturen doe je met een pagaai-stok, die tevens dient voor de voortbeweging. Als 't alles niet zooveel geld kostte, geloof ik dat ik al van Havendam naar den Haag liep over het water.’
‘Ha, ha, over 't water, geniale uitvinding,’ riep de notaris opgewonden, ‘octrooi aanvragen, bestellingen bij de vleet, groote fabriek, Steenvliet
| |
| |
beroemd, Bekkers een groot man. Jongen, joù heb ik noodig. Je bent mijn man.’
‘Tot uw dienst meneer.’
‘Goed zoo, goed zoo, vertrouwd persoon, mee in 't complot, alles vertellen,’ zei de notaris. Jaap, die den man kende, wachtte geduldig af.
‘Weet je dat onze burgemeester eerstdaags zijn koperen feest viert?’ vroeg de Notaris plotseling na
te zijn opgestaan en de kamer te hebben rondgebeend.
Jaap zat op de punt van zijn stoel en vertrok geen spier.
‘Tot uw dienst meneer,’ zei hij maar, want dat leek wel een goed gezegde.
‘Zie je, dat wordt een reuzenfeest, eer van Steenvliet, goed figuur maken. Maar moeilijk, ben benoemd tot ceremoniemeester, feestleider, vat je. Enne..... nu heb ik een uitvinder noodig.’
| |
| |
‘Ik moet iets hebben,’ hier bleef hij vlak voor Jaap staan, ‘een hoofdnummer van 't feest, liefst door kinderen uitgevoerd, waar iedereen verbluft van is.
Verzin wat voor me Jaap, op geld komt 't niet aan. Laat ze de rekening sturen aan Notaris Borgermans te Steenvliet. Bekend genoeg.’
Na deze lange redevoering blies de Heer Borgermans een dikke rookwolk uit en viel in zijn stoel neer.
Jaap zat er mee in.
‘Wat wordt 't voor feest meneer?’ informeerde hij, ‘een optocht, of een parade, of een vuurwerk?’
‘Niets van, niets van, burgemeester houdt niet van uitwendig vertoon. Ongeschikt. - Bedenk wat anders. - Familiefeest. - 's Middags receptie. - Dan diner. - Alles aan huis. - Groote villa, kan best.’
‘Goed, meneer, ik zal er over denken,’ zei Jaap, ‘en als ik wat weet, kom ik het U vertellen.’
‘Accoord, accoord, ik vertrouw op je, loopfietsmaker, jij bent mijn man.’
En in minder dan geen tijd stond Jaap met zijn opdracht in de dorpsstraat.
Drie dagen lang zat Jaap in de knoei. Het gereedschap in de schuur had rust. Ongedurig liep hij in het huisje rond dat Moeder er knorrig van werd en Toby hem in de punten van zijn schoenen beet.
| |
| |
Maar niets hielp.
Tot eindelijk.... de nevel optrok, en.... Jaap had 't gevonden.
In de étalage van een bloemist te Havendam had hij een scheepje gezien, een geluksscheepje, keurig
opgetuigd met groen en bloemen.
Dat scheepje bleef hem door 't hoofd spoken.
Een geluksscheepje maken, in 't groot, op wielen, getrokken door keurige matroosjes, een mast en zeilen, bloemversiering. In het scheepje een snoeperig klein meisje, Attie Nieboer, het eenige dochtertje
| |
| |
van den Burgemeester. Muziek, kindergezang, heilwensch.....
‘Ik ben er!’ riep Jaap.
‘Jongen, je doet me schrikken,’ zei vader en liet zijn pijp aan stukken vallen.
‘Waf,’ riep Toby, ‘het baasje is uit de knel.’
Dat gaf me een drukte in het ‘atelier’ van Jaap.
In Havendam had hij al spoedig bij een uitdrager voor een paar gulden een oude kinderwagen gekocht.
Deze werd per vrachtrijder naar Steenvliet gezonden en in het schuurtje neergezet.
Jaap schroefde den bak er af en had dus niets dan de wielen met bijbehoorende stangen over.
Hierop timmerde hij een stevig bakje van kistenhout met een klein zitbankje er in.
Aan den bak bevestigde hij aan iederen kant een cartonnen vorm, als van een scheepje. Van voren en achteren werden die cartonnen vormen samengeplakt met linnen strooken, de voorkant werd afgewerkt in den vorm van de boeg, de achterkant als de spiegel.
Dit alles nam heel wat tijd weg, want het moest in de vrije uren gebeuren.
Moeder had op Jaap's aanwijzingen onderwijl de zeilen genaaid van helderwit linnen, bevestigd aan koperen ringen. Vader werkte aan mast, gaffel, boegspriet en roer.
| |
| |
Nu nog de wielen netjes weggewerkt met cartonnen schijven, die de spaken bedekten, en weer met reepen linnen om de vellingen werden vastgeplakt.
De lijmpot had druk werk, maar ook staaldraad werd er heel wat verwerkt om alles stevig in elkaar te maken.
Zoo ver gereed, was het al een aardig schip, het moest nog geheel met papier worden beplakt en nu werd de dorpsschilder te hulp geroepen.
Deze zeide geestdriftig zijne medewerking toe en begon direct het schip te plamuren en te gronden, en toen Jaap weer uit de Ambachtsschool thuis kwam kon hij de boegspriet, de mast en het roer ‘monteeren’.
Dit werkje viel niet mee, want het was een toer alles stevig te bevestigen.
Met veel overleg gelukte het toch ten slotte, al werd het ook erg laat dien avond, zoodat Moeder al herhaaldelijk kwam waarschuwen.
Toby sprong onderwijl maar steeds in het schip en er weer uit. Hij zag het zeker voor een hondenasyl aan!
Den anderen dag kwam de schilder weer en verfde de schuit roomkleurig af. Het was een prachtstuk geworden en de Notaris begreep er niets van, dat de kosten zoo laag waren.
Maar er was met ambitie gewerkt..... en met overleg.
| |
| |
Nu moest uit Havendam de grootste bloemist overkomen, om de bloemversiering van het vaartuig in orde te maken.
‘Oranje rozen met asperjegroen,’ orakelde de groote man, ‘vooral niet overladen met bloemen, 't is ongelooflijk zoo smakeloos sommige bloemisten kunnen werken. Fijntjes en teertjes, met zorg de kleurtjes kiezen, dàn pas wordt er een fraai effect verkregen.’
‘En verdient de bloemist een gulden of negen,’ fluisterde Jaap, zonder dat de man 't hoorde.
|
|