| |
| |
| |
Negentiende hoofdstuk.
Een adder in het gras,...
Volgens sommigen was het een krankzinnig plan.
Anderen haalden slechts de schouders op en vonden het niet eens de moeite waard er aandacht aan te schenken. Tweehonderd passagiers in een vliegmachine! En twintig motoren! Om niet te spreken van de voorraden, die men voor een reisgezelschap van tweehonderd personen zou moeten meevoeren! En de meubelen, de bedden en zelfs een billard! Och kom, het was belachelijk!
Niettegenstaande al die zoogenaamde wijze praat van stuurlui aan wal, gingen Fred en Bram kalmpjes voort met het bouwen van de monstermachine. Er waren honderd-vijftig speciale werklieden voor aangenomen, die allen hunne opzichters hadden. Fred en Bram gaven hunne orders aan die opzichters in den vorm van plannen en teekeningen, en deze chefs zorgden er dan voor, dat alles nauwgezet ten uitvoer werd gebracht.
Intusschen werd er een speciale hangar gebouwd voor het monster, daar geen der oude loodsen geschikt was om de plane te bergen.
| |
| |
Zes maanden gingen voorbij met het vervaardigen en samenstellen der onderdeelen. De machine werd langzamerhand compleet en begon er al een beetje op te lijken. De werklieden zelven hadden niet veel hoop op welslagen, want zij konden maar niet begrijpen, dat er een motor bestond, die zooveel luchtdruk veroorzaken kon, dat een gewicht van honderd-duizenden kilogrammen omhooggestuwd werd.
Het kwam er echter niet opaan, wat anderen dachten, maar wat Fred en Bram besloten te doen. En onze vrienden waren heel zeker van hun zaak.
Eindelijk dan was het monsterschip gereed en werd, ter eere van de jongens, met den naam ‘De Vliegende Hollander’ gedoopt.
Het was een mooien avond in Juni en den volgenden dag zou de eerste officicele proeftocht worden gehouden. In de groote, nieuwe hangar stond de enorme plane, zijn zilveren vleugels glimmend in het licht van de ondergaande zon. De laatste werklieden verlieten den loods en weldra was het stil. De nieuwe nachtwaker, speciaal aangesteld om ‘De Vliegende Hollander’ te bewaken gedurende den nacht, sloot de geweldige deuren, na zich overtuigd te hebben, dat niemand was achtergebleven.
Maar na eenigen tijd bewoog er zich iets in de groote plane. In het halfduister van de groote midden-cabine werd een menschelijke gedaante zichtbaar, die zich langzaam en voorzichtig oprichtte. Een hoofd werd door een raampje naar buiten gestoken en een paar donkere, loerende oogen verkenden de naaste omgeving.
Dat hoofd en die loerende oogen behoorden
| |
| |
aan den geheimzinnigen Mr. George Black, den zoogenaamden onderdirecteur en chef van Mr. Spears! Wat had deze nu weer in den zin?
George Black was in werkelijkheid niets anders dan de betaalde spion van een concurreerende firma, de Red Motor Corporation, en was uitgezonden om geheimen en teekeningen machtig te worden.
In den laatsten tijd had Black bijzondere moeite gedaan, om Freds geheim te vermeesteren, maar dat was hem tot nog toe niet gelukt.
Met verbeten woede had hij de voltooiïng van het monsterschip gadegeslagen. Jaloerschheid en afgunst hadden hem tot het uiterste gedreven en ten slotte had hij het plan opgevat den proeftocht te laten mislukken en zoodoende Fred en Bram groot nadeel toe te brengen. Te dien einde had hij zich verstopt in de cabine van de plane en had gewacht, tot alle werklieden den hangar verlaten hadden.
Nu kwam hij behoedzaam den ladder af, die naar den beganen grond leidde. Eerst wilde hij zich ervan overtuigen, dat er niemand anders in de loods was behalve hijzelf. Toen hij zich op dat punt tevreden had gesteld, klom hij weer in de machine, nam een schroevendraaier en een buigtang uit den zak en ging aan het werk.
Op datzelfde oogenblik waren Fred Bakker en zijn vriend Bram aan het andere einde van het vliegterrein. Zij hadden bij Mr. Spears gedineerd en waren nu op weg naar den hangar, om de monstermachine nog eens aan een inspectie te onderwerpen. Op hun weg daarheen pas- | |
| |
seerden zij den cabine van Mr. George Black en Fred vond het wel een geschikt oogenblik, dezen eens een onverwacht bezoek te brengen. Je kon nooit eens weten. Denkende, Mr. Black op dit oogenblik wel in zijn kamers te vinden, klopten zij aan. Toen er geen antwoord kwam, probeerde Fred de deur eens en merkte, dat die niet op slot was. De beide jongelui traden binnen en riepen den naam van den bewoner. In de stilte van de kamer was alleen het getik van de klok hoorbaar.
Nog eens riep Fred op luiden toon: ‘Mr. Black! Where are you?’
Maar wie er ook antwoordde, Mr. Black zeker niet.
De kleine cabine bestond uit een zit- en slaapkamer en Fred had al spoedig zich ervan overtuigd, dat Mr. Black afwezig was en waarschijnlijk vergeten had, de deur achter zich te sluiten. In een hoek van de zitkamer was een kleine schrijftafel, waarop boeken, teekeningen en plannen verspreid lagen. Door nieuwsgierigheid gedreven wierp Fred een blik op deze plannen, waarvan de meeste copieën bleken te zijn van modellen, zooals die door Mr. Spears gebruikt werden. Daar was op zichzelf niets vreemds of verdachts in, daar Black natuurlijk die plannen in handen kreeg om het werk te contrôleeren.
Vóór Fred eraan dacht, dat hij een groote onbescheidenheid beging, had hij een lade van de schrijftafel geopend en vond daarin een stapel brieven. Sommige daarvan waren afkomstig van de Red Motor Corporation in Chicago. En aan de meesten was een copie vastgespeld van het antwoord, dat Black hen gezonden had.
| |
| |
Opeens zette Fred groote oogen op.
‘Allemachtig, Bram!’ riep hij uit, ‘kom eens hier!’
Bram, die maar wat rondkeek, voegde zich bij zijn vriend, die een brief in de handen had. ‘Lees dit eens,’ zei Fred.
Bram boog zich over het papier en las:
Red Motor Corporation
4783 South Dakota street
Chicago. Illinois.
Waarde Mr. Harper,
Uw instructies inzake de nieuwe motoren ontvangen. Heb alle middelen in het werk gesteld om plannen en teekeningen machtig te worden, maar tot dusver zonder succes. De jonge uitvinders zijn niet òm te koopen en het ziet er naar uit, dat de proefnemingen met het monsterschip nu spoedig genomen zullen worden. Om tijd voor ons te winnen, zal ik pogingen aanwenden dien proeftocht te verhinderen. Ik weet een manier om de machine voorloopig buiten dienst te stellen en in dien tusschentijd zal ik opnieuw trachten de plannen te vermeesteren, al zou ik er dan ten slotte toe moeten overgaan de beide jongelieden te ontvoeren en naar Chicago over te brengen. Wees ervan verzekerd, dat ik steeds uwe belangen zal behartigen.
Yours truly,
George Black.
| |
| |
‘Alle duivels!’ riep Bram uit, ‘nou begrijp ik ook wie het was, die ons heeft beschuldigd bij Mr. Spears!’
Fred glimlachte ten spijt van zijn verontwaardiging.
‘Dat heb ik altijd wel geweten,’ zei hij. ‘Kom aan, Bram, we gaan terug naar Mr. Spears en zullen hem dezen brief laten zien. Of neen, wacht even... jij gaat met den brief naar Mr. Spears, terwijl ik naar den hangar ga. Misschien ben ik nog juist bijtijds om een groot onheil te voorkomen!’
Fred Bakker was inwendig niet zoo kalm als hij wel aan Bram had willen doen voorkomen. Nauwelijks had hij zijn vriend verlaten of hij zette het op een loopen. Bij den grooten hangar aangekomen hield hij stil bij een kleine zijdeur, nam een sleutel uit den zak en zonder eenig geluid te maken stapte hij op de teenen naar binnen.
Op handen en voeten kroop hij naar de machine, die in het midden van de loods stond. Het was er nu bijna stikdonker en Fred kon alleen met moeite de dingen onderscheiden. Opeens werden zijn ergste vermoedens bevestigd door het schijnsel van een zoeklicht in de machine, alsof zich daar iemand heen en weer bewoog.
Fred hield den adem in en kroop onhoorbaar naderbij...
George Black was tot nog toe niet erg succesvol geweest met het buiten dienst stellen van de machinerie. O, het was gemakkelijk genoeg om een paar onderdeelen te vernielen en wat
| |
| |
connecties te verbreken, maar een dergelijke operatie zou te spoedig in het oog loopen en weinig belangrijke schade doen. Neen, hij zou er eens een goed karwei van maken en de machine op zulk een wijze beschadigen, dat er voorloopig geen kans op was, er een vliegtocht mede te maken. Hij zou de motoren eens onderhanden nemen, misschien had hij daar meer succes mee. Zoo, zonder eenige werkelijke schade te hebben aangebracht, stapte Black uit de plane met de bedoeling de motoren aan te vallen, toen hij opeens den loop van een revolver in den rug voelde en een barsche stem hem toedonderde:
‘Steek je handen op... en duivels gauw ook!’
Black haastte zich aan dat bevel te voldoen, wel wetende, dat sinjeurs met revolvers niet lang wachten met schieten. Zijn tanden knarsten van ingehouden woede, toen hij een hand voelde, die al zijn zakken betastte en ten slotte zijn eigen revolver wegnam. Dan voelde hij, hoe zijn aanvaller een stevig touw om zijn beenen bond.
‘Handen naar beneden!... komaan, hurry up!’ klonk het bijtend.
Het touw gleed om zijn polsen en nu had Black voor het eerst gelegenheid een blik op zijn tegenstander te werpen.
Fred Bakker!... Black kon nauwelijks een minachtende glimlach verbergen. Plotseling liet hij zijn vuisten met groote kracht op Fred's hoofd neerkomen en deze, die zoo'n aanval niet had verwacht, sloeg tegen den grond, waarna Black zich bovenop hem wierp.
Fred had geen gelegenheid gehad Black's handen vast te binden en nu ontstond er een wan- | |
| |
hopige worsteling. Beide partijen hadden met groote moeilijkheden te kampen. Black was veel grooter en zwaarder dan Fred, en zijn gewicht deed alle beenderen in Fred's lichaam kraken, terwijl Black's voeten in hunne bewegingen belemmerd werden door het touw. Dat was maar goed ook, want daardoor kon hij zich niet vlug genoeg bewegen. Hij gebruikte echter zijn vuisten en het leek wel of hij van plan was, om Fred de oogen uit het hoofd te stompen. Toch gelukte het Fred zich vanonder den zwaren kerel los te werken en hem een slag met den vuist tusschen de oogen toe te brengen, die hem voor een oogenblik naar zijn verstand deed zoeken. Maar Black liet zich daardoor niet lang uit het veld slaan. Met een kreet van verbeten woede greep hij Fred bij de keel met beide handen en langzaam, langzaam sloten zijn vingers zich.
Daar klonken voetstappen, een deur werd
| |
| |
geopend en onmiddellijk daarna draaide iemand de lichten aan, waardoor de geheele hangar plotseling oplaaide in een helderen gloed.
Bram, gevolgd door Mr. Spears en een aantal trouwe helpers, kwam op de vechtenden toestormen en met behulp van de anderen had hij ze spoedig van elkaar gescheiden. De arme Fred was er treurig aan toe. De tong hing hem uit den mond en zijn gelaat was paars. De mannen droegen hem oogenblikkelijk naar het kleine veldhospitaal, waar hij door den dokter onderhanden werd genomen.
Intusschen werd Mr. George Black in arrest gesteld.
‘Jou schurk!’ brulde Mr. Spears hem toe. ‘Is dat de dankbaarheid, die je mij betoont voor alles, wat ik voor je gedaan heb? Vooruit, mannen, naar de gevangenis met hem en ik zal zorgen, dat hij er voorloopig niet uit komt!’
|
|